Officiele publicatie
Beleidsregels vrijlating giften Participatiewet Maastricht Heuvelland
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Meerssen
gelet op artikel 31, tweede lid, onderdeel m van de Participatiewet;
gezien de aangenomen motie van Jasper van Dijk c.s, van 25 februari 2021, 24515/ nr. 580;
overwegende dat het wenselijk is om vooruitlopend op de uitwerking van de motie in nadere wetgeving beleidsregels op te stellen rondom vrijlating van giften in het kader van de Participatiewet;
besluit de volgende regeling vast te stellen:
Beleidsregels vrijlating giften Participatiewet Maastricht Heuvelland
Artikel 1. Begripsbepaling
In deze beleidsregels en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
-
a.
wet: de Participatiewet.
-
b.
gift: een bijdrage of meerdere bijdragen met een onverplicht karakter als bedoeld in artikel 31 tweede lid, onderdeel m van de wet.
-
c.
drempelbedrag: een totaalbedrag aan giften van € 1.200,- dat in een kalenderjaar door een bijstandsgerechtigde wordt ontvangen.
Alle andere begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die hierboven niet nader zijn omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, de Algemene wet bestuursrecht, alsmede andere wet- en regelgeving.
Artikel 2. Vrijlating giften
1.Giften zowel in de vorm van geld als in natura worden tot aan het drempelbedrag niet tot de middelen gerekend.
2.Giften in de vorm van verstrekkingen van de voedselbank, kledingbank, speelgoedbank, kerken en soortgelijke charitatieve instellingen worden niet tot de middelen gerekend.
Artikel 3. Meldplicht
Zodra het ontvangen van een gift ertoe leidt dat het drempelbedrag zoals bedoeld in artikel 2, onderdeel 1 in een kalenderjaar wordt overschreden, moet dit direct door de bijstandsgerechtigde aan Sociale Zaken Maastricht Heuvelland worden gemeld.
Artikel 4. Inwerkingtreding en citeertitel
Deze beleidsregels treden in werking met terugwerkende kracht tot 1 januari 2021.
Artikel 5. Citeertitel
Dit besluit wordt aangehaald als: Beleidsregels vrijlating giften Participatiewet Maastricht Heuvelland
Toelichting
Algemeen
De definitie van een gift kan worden omschreven als ‘een betaling uit vrijgevigheid door een natuurlijk persoon of een instelling, waarvoor niets wordt terugverlangd’. Deze beleidsregel geeft aan hoe er met het ontvangen van giften door bijstandsgerechtigden moet worden omgegaan.
Door giften niet volledig tot de middelen te rekenen, wordt voorkomen dat de Participatiewet een ontmoediging vormt voor de vrijgevigheid van instellingen of personen. Het uitgangspunt hierbij is dat kerkelijke, particuliere en maatschappelijke initiatieven zoveel mogelijk worden gerespecteerd. Wanneer deze giften niet leiden tot een duidelijke besparing op de kosten van levensonderhoud, zal vrijlating in beginsel mogelijk moeten zijn. Het ontvangen van giften mag niet leiden tot een bestedingsniveau dat onverenigbaar is met wat op bijstandsniveau gebruikelijk is. Gezien het minimumbehoeftenkarakter van de bijstand kan de vrijlating daarom niet onbeperkt zijn.
Bij het vaststellen van deze beleidsregels is geen onderscheid gemaakt tussen uitkeringsgerechtigden van 18 tot 21 jaar die in vergelijking met personen van 21 jaar en ouder een lagere bijstandsnorm ontvangen. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij de landelijke zienswijze met betrekking tot kwetsbare jongeren (zie ook Gemeentenieuws SZW 2018 3). Kwetsbare jongeren vallen vaak tussen wal en schip wat betreft (schuld)hulpverlenende instanties. Het is wenselijk om (verdere) schuldproblematiek te voorkomen bij deze groep. Er is daarom gekozen om geen aparte (beleids-)regel op te nemen voor jongeren van 18 tot 21 jaar.
Uit deze beleidsregels volgt wanneer giften in de bijstand tot de middelen moeten worden gerekend. Het omgekeerde is niet per definitie het geval. Wanneer er sprake is van giften die buiten deze beleidskaders vallen, betekent het niet automatisch dat mag worden aangenomen dat deze niet tot de middelen gerekend hoeven worden. Ten aanzien van deze giften zal altijd nog een specifieke afweging moeten worden gemaakt of de gift uit het oogpunt van bijstandsverlening verantwoord is.
Artikelsgewijs
Artikel 1. Begripsbepaling
Eerste lid: een gift kan zowel eenmalig verstrekt zijn of een zeker periodiciteit kennen. Daarnaast kunnen giften in verschillende vormen aan de belanghebbende worden geschonken: per bankoverschrijving, contant of in natura. Voor het vaststellen van de economische waarde van giften in natura wordt gebruik gemaakt van de NIBUD-prijzengids.
Een gift kent voorts een onverplicht karakter. Bijdragen die zijn gebaseerd op wederkerige overeenkomsten (zoals leningen) kunnen om die reden dan ook niet aangemerkt worden als giften.
Artikel 2. Vrijlating giften
Het bedrag van € 1.200,- is gekozen op drie gronden:
Ten eerste is dit het bedrag zoals dit ook in een motie is vastgelegd welke inmiddels is aangenomen door de Tweede Kamer. Hiermee wordt dus al geanticipeerd op toekomstige wetgeving in lijn van de motie.
Ten tweede kunnen giften fiscale gevolgen hebben voor de ontvangers, de eventuele fiscale gevolgen van ontvangen giften worden bepaald door de belastingdienst. Daarop heeft de gemeente geen invloed. In principe valt dit bedrag beneden de grens van giften die belastingvrij ontvangen kunnen worden;
Tot slot zorgt een vast bedrag voor gelijkheid onder alle belanghebbenden, ook wanneer men gedurende het jaar meerdere uitkeringsnormen ontvangt. Voor de uitvoering van deze beleidsregels gelden de vrijlatingen per uitkering, niet per persoon. Dit houdt in dat voor een alleenstaande ouder en gehuwden (en daarmee gelijkgestelden) dezelfde vrijlating van toepassing is als voor een alleenstaande.
Het drempelbedrag ad € 1.200,- wordt toegerekend aan een kalenderjaar (1 januari tot en met 31 december). Wanneer iemand minder dan het drempelbedrag aan giften heeft ontvangen, mag het restant niet mee worden genomen naar het volgend jaar. Voor mensen die gedurende het jaar een uitkering toegekend hebben gekregen, geldt dat de drempel van € 1.200,- geldt voor de periode van de aanvraag van de bijstandsuitkering tot en met 31 december van dat jaar.
Giften die worden verstrekt vanuit charitatieve instellingen, zoals de Voedselbank, Kledingbank, Fonds Bijzondere Noden, Stichting Leergeld etc. zoals bedoeld in artikel 2, onderdeel 2 worden sowieso buiten beschouwing gelaten en dus niet tot de middelen gerekend. Ze tellen bovendien niet mee voor het bepalen van het drempelbedrag.
Artikel 3 Meldplicht
Wanneer de gift bedoeld in artikel 2, onderdeel 1 het drempelbedrag van € 1.200,- in het betreffende kalenderjaar overstijgt moet dit direct bij de klantmanager van Sociale Zaken Maastricht Heuvelland worden gemeld.
Deze beoordeelt dan aan de hand van de persoonlijke situatie van de bijstandsgerechtigde of de gift die uitgaat boven het drempelbedrag nodig is. De klantmanager kijkt dan bijvoorbeeld naar de schuldpositie, de medische situatie en de gezinssituatie en weegt dan ook (geheel in lijn met de geldende jurisprudentie) mee of het ontvangen van de gift niet leidt tot een bestedingsniveau dat onverenigbaar is met wat op bijstandsniveau gebruikelijk is.
Als de klantmanager op grond van zijn bevindingen vaststelt dat de gift die het drempelbedrag overstijgt niet noodzakelijk is, dan wordt deze in mindering gebracht op de uitkering.
Wat Voorbeelden
De bijstandsgerechtigde ontvangt minder dan € 1.200,-
Een bijstandsgerechtigde houdt aan het einde van de maand te weinig geld over. Hij krijgt van een familielid € 350,- om zijn huur te betalen. Daarnaast krijgt hij van een het familielid iedere maand een tas met boodschappen ter waarde van € 50,-. Dit betekent dat hij in een jaar € 950,- aan giften heeft ontvangen. Dit hoeft hij vanaf 1 januari 2021 niet meer aan zijn klantmanager te melden. Het wordt niet in mindering gebracht op zijn uitkering.
De bijstandsgerechtigde ontvangt meer dan € 1.200,-
Een familielid heeft beloofd om gedurende het eerste jaar dat de bijstandsgerechtigde een bijstandsuitkering ontvangt te helpen met € 200,- per maand. Na zeven maanden moet de bijstandsgerechtigde dit melden bij zijn klantmanager. Dan heeft hij namelijk meer dan € 1.200,- ontvangen. Zijn klantmanager beoordeelt dan aan de hand van de persoonlijke situatie of de gift nodig is en kijkt daarbij bijvoorbeeld naar de schuldpositie, de medische situatie en de gezinssituatie en weegt daarbij af of de gift tot een bestedingsniveau leidt dat verenigbaar is met wat op bijstandsniveau gebruikelijk is. Is dat zo dan wordt de gift niet in mindering gebracht. Stelt de klantmanager vast dat de gift niet noodzakelijk is dan wordt er vanaf dat moment € 200,- in mindering gebracht op de uitkering.
Artikel 5. Inwerkintreding
Omdat voor toepassing van het drempelbedrag het kalenderjaar van belang is, is ervoor gekozen de beleidsregels met terugwerkende kracht te laten ingaan op 1 januari 2021.
Artikel 6. Citeertitel
Dit besluit wordt aangehaald als: Beleidsregels vrijlating giften Participatiewet Maastricht Heuvelland.