Gemeente Meerssen | Uitvoeringsbesluit individuele inkomenstoeslag Participatiewet Maastricht-Heuvelland 2016 e.v.

Officiele publicatie

Uitvoeringsbesluit individuele inkomenstoeslag Participatiewet Maastricht-Heuvelland 2016 e.v.

Artikel 1. Individuele Inkomenstoeslag

De belanghebbende van 21 jaar of ouder, doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd, die langdurig een laag inkomen en geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 heeft en geen uitzicht heeft op inkomensverbetering, kan in aanmerking komen voor een individuele inkomenstoeslag.

Artikel 2. Langdurig laag inkomen

Het inkomen mag gedurende een onafgebroken periode van 36 maanden voorafgaand aan de peildatum (referteperiode) in beginsel niet hoger zijn geweest dan de van toepassing zijnde bijstandsnorm, exclusief de kostendelersnorm.

Artikel 3. Geen zicht op inkomensverbetering

1.

Er is sprake van ‘geen zicht op inkomensverbetering’ indien het duidelijk is dat de belanghebbende ondanks alle inspanningen in de afgelopen drie jaar er niet in geslaagd is om een inkomen te verwerven hoger dan zijn of haar van toepassing zijnde bijstandsnorm, waarbij:

  • a.
    belanghebbende zich in de referteperiode (3 jaar) heeft gehouden aan de opgelegde verplichtingen;
  • b.
    belanghebbende voldoende heeft meegewerkt aan de arbeidsinschakeling / een ingezet re-integratietraject, en;
  • c.
    geen uitsluitingsgronden aanwezig zijn.
2.

Bij het beoordelen of belanghebbende zich voldoende heeft ingespannen om tot inkomensverbetering te komen wordt gekeken naar de mogelijkheden en beperkingen van belanghebbende (zijn krachten en bekwaamheden) in combinatie met de geleverde inspanningen.

Artikel 4. Uitsluitingen

1.

Is in de referteperiode een maatregel als gevolg van schending van re-integratie- of participatieverplichtingen opgelegd, dan kan daaraan de conclusie worden verbonden dat belanghebbende onvoldoende inspanningen heeft verricht om tot inkomensverbetering te komen en komt hij niet in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag.

2.

Wanneer belanghebbende tijdens de referteperiode meer dan 2 maal een maatregel is verstrekt wegens het niet inschrijven c.q. tijdig verlengen van zijn inschrijving als werkzoekende kan er worden gesproken van frustreren van het re-integratieproces en bestaat er in beginsel geen recht op een individuele inkomenstoeslag.

3.

Indien de belanghebbende op de peildatum of in de referteperiode een opleiding volgt of heeft gevolgd als bedoeld in de Wet op de studiefinanciering (WSF) of de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten(Wtos) bestaat er in beginsel zicht op inkomensverbetering en dus geen recht op de individuele inkomenstoeslag.

  • a.
    Bij de beoordeling of een student in een concreet geval al dan niet recht heeft op een inkomenstoeslag dient onderzocht te worden of er in het individuele geval ten gunste van belanghebbende dient te worden afgeweken van het vastgestelde beleid (artikel 4:84 Awb).
4.

Belanghebbenden, die in de referteperiode in detentie hebben verbleven komen niet in aanmerking voor de individuele inkomenstoeslag omdat hun het verwijt treft dat ze zich door eigen toedoen in een situatie hebben gebracht waardoor sprake is van het zich niet of onvoldoende inspannen om tot inkomensverbetering te komen.

  • a.
    Wanneer er sprake is van een bijzondere vorm van detentie kan de belanghebbende wel in aanmerking komen voor de individuele inkomenstoeslag.
5.

Er bestaat geen recht op een inkomenstoeslag als belanghebbende of diens partner in de referteperiode buiten Nederland heeft verbleven en het verblijf per kalenderjaar bezien, langer was dan de periode genoemd in artikel 13 lid 1 onder e of artikel 13 lid 4 onder a van de Participatiewet. Bij een verblijf in het buitenland tijdens de referteperiode is niet objectief vast te stellen of iemand voldoet aan de bepalingen onder artikel 2 en 3.

  • a.
    Indien belanghebbende objectief kan aantonen tijdens zijn verblijf in het buitenland wel te hebben voldaan aan de bepalingen rond langdurig laag inkomen en inspanningen te hebben gedaan om te komen tot inkomensverbetering, dan kan hij wel in aanmerking komen voor de individuele inkomenstoeslag.

Artikel 5. Inkomenstoeslag van niet-bijstandsgerechtigden

1.

Wanneer een belanghebbende niet onder de re-integratieverplichtingen van de Participatiewet valt, maar onder andere wetgeving dienen dezelfde criteria gehanteerd te worden als voor belanghebbenden die onder de Participatiewet vallen.

2.

Voor personen die gedurende de referteperiode gewerkt hebben als zelfstandige kan worden volstaan met de inkomenstoets. Voor wat betreft de periode van zelfstandige werkzaamheden wordt aangenomen dat men volledig heeft voldaan aan de re-integratieverplichting.

Artikel 6. Wijze van aanvraag en moment van toekenning

1.

De peildatum kan in beginsel niet liggen vóór de dag waarop een persoon zich heeft gemeld om individuele inkomenstoeslag aan te vragen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden.

2.

Bijstandsverlening is alleen mogelijk op schriftelijk verzoek middels het hiervoor bestemd aanvraagformulier.

Artikel 7. De hoogte van de inkomenstoeslag

1.

De individuele inkomenstoeslag bedraagt per jaar:

  • a.
    voor gehuwden: 39% van de gehuwdennorm;
  • b.
    voor alleenstaande ouders: 35% van de gehuwdennorm;
  • c.
    voor alleenstaanden: 28% van de gehuwdennorm.
2.

Voor de vaststelling van de hoogte van de individuele inkomenstoeslag is de situatie van de belanghebbende op de peildatum bepalend.

3.

Indien één van de gehuwden op de peildatum ingevolge artikel 11 of artikel 13, eerste lid van de wet is uitgesloten van het recht op bijstand, komt de belanghebbende echtgenoot in aanmerking voor een inkomenstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande zou gelden.

4.

De procentuele berekening wordt telkens naar boven afgerond op hele euro’s.

Artikel 8. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2016.

Artikel 9. Citeertitel

Dit besluit kan worden aangehaald als: Uitvoeringsbesluit individuele inkomenstoeslag Participatiewet Maastricht-Heuvelland 2016 e.v.

Aldus besloten door:
burgemeester en wethouders van de gemeente Eijsden-Margraten in de collegevergadering van 19 april 2016
de secretaris,
M.F.M.E. Severeijns
de burgemeester,
D.A.M. Akkermans
burgemeester en wethouders van de gemeente Gulpen-Wittem in de collegevergadering van 26 april 2016
de secretaris,
J.G.A. Kusters
de waarnemend burgemeester,
J.G.M.T. Ubachs
burgemeester en wethouders van de gemeente Maastricht in de collegevergadering van 5 april 2016
de secretaris,
P.J. Buijtels
de burgemeester,
J.M. Penn-te Strake
burgemeester en wethouders van de gemeente Meerssen in de collegevergadering van 26 april 2016
de secretaris,
mr. J.J.M. Eurlings
de burgemeester,
M.A.H. Clermonts-Aretz
burgemeester en wethouders van de gemeente Vaals in de collegevergadering van 12 april 2016
de secretaris,
mr. drs. J.H.M.J. Bertram
de burgemeester,
drs. R.L.T. van Loo
burgemeester en wethouders van de gemeente Valkenburg aan de Geul in de collegevergadering van 19 april 2016
de secretaris,
L.T.J.M. Bongarts
de burgemeester,
drs. M.J.A. Eurlings

Toelichting

Artikel 1 Individuele inkomenstoeslag

Vanaf 1 januari 2015 is, vanwege de invoering van de participatiewet, de categoriale voorziening langdurigheidstoeslag vervangen door de individuele inkomenstoeslag. De belanghebbende van 21 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd, die langdurig een laag inkomen en geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 heeft en geen uitzicht heeft op inkomensverbetering komt in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag. Hierbij dient op basis van maatwerk gekeken te worden of er recht bestaat op een individuele inkomensvrijlating. Kernbegrippen waar naar gekeken dient te worden zijn de krachten en bekwaamheden van de individuele persoon in verhouding tot de inspanning die geleverd is om tot inkomensverbetering te komen.

Artikel 3 Geen zicht op inkomensverbetering.

Of belanghebbende zich voldoende heeft ingespannen kan in de praktijk blijken uit (periodieke) doelmatigheidsheronderzoeken maar kan ook volgen uit monitoring van re-integratieverplichtingen en andere door de gemeente geïnitieerde re-integratie en/of participatietaken of uit de inzet van instrumenten in dit kader. Volgt uit onderzoek dat belanghebbende zich niet of onvoldoende heeft ingespannen om te re-integreren of te participeren dan houdt dat in feite ook in dat hij daarmee niet of onvoldoende heeft getracht om tot inkomensverbetering te komen. De beste objectieve graadmeter in deze is dan ook na te gaan of er al dan niet een maatregel (verlaging van de uitkering) is opgelegd vanwege het niet nakomen van re-integratie- of participatieverplichtingen.

Overigens kan bij het ontbreken van arbeidsverplichtingen worden aangenomen dat een belanghebbende heeft voldaan aan zijn re-integratieverplichtingen.

Artikel 5 Inkomenstoeslag van niet-uitkeringsgerechtigden

Wanneer de aanvrager(s) niet onder de re-integratieverplichtingen van de Participatiewet vallen maar onder andere wetgeving dienen dezelfde criteria gehanteerd te worden als voor belanghebbenden die onder de participatie wet vallen. In de praktijk betekent dit dat er een controle dient plaats te vinden of belanghebbende(n) zich tijdens de referteperiode hebben gehouden aan de regels gesteld door de uitkeringsinstantie m.b.t. re-integratie. Hiertoe kan onder andere Suwinet worden geraadpleegd inzake opgelegde maatregelen.