Officiele publicatie
Regeling openbaarmaking nevenfuncties topambtenaren bij de RUD Zuid-Limburg
Het Dagelijks Bestuur van de RUD Zuid-Limburg
Besluit:
Gelet op artikel 15:1:e van de CAR/UWO
Tot het vaststellen van de navolgende regeling en deze op te nemen in de arbeidsvoorwaardenregeling van de RUD Zuid-Limburg
Regeling openbaarmaking nevenfuncties topambtenaren bij de RUD Zuid-Limburg
Artikel 1
Deze regeling is van toepassing op de volgende functies:
-
1.
De directeur;
-
2.
De afdelingshoofden;
-
3.
De controller.
Artikel 2
Deze regeling heeft ten doel te regelen op welke wijze nevenwerkzaamheden openbaar worden gemaakt die de belangen van de dienst, voor zover deze in verband staan met de functievervulling, kunnen raken en die verricht worden door de ambtenaar die een functie als bedoelde in artikel 1 van deze regeling vervult.
Artikel 3
De in artikel 2 bedoelde nevenwerkzaamheden worden openbaar gemaakt door publicatie op de site van de RUD Zuid-Limburg.
Artikel 4
De opgave vermeldt:
-
1.
De benaming van de hoofdfunctie;
-
2.
Een beschrijving van de nevenwerkzaamheden alsmede de instantie(s) waarbij deze werkzaamheden verricht worden;
-
3.
De eventueel aan het uitoefenen van de nevenwerkzaamheden gestelde beperkingen.
Artikel 5
De directeur is verantwoordelijk voor de openbaarmaking van nevenwerkzaamheden van de ambtenaren die een functie als bedoeld in artikel 1 van deze regeling vervullen.
Artikel 6
Deze regeling treedt in werking met ingang van een door het Dagelijks Bestuur nader te bepalen tijdstip.
Vastgesteld door het Dagelijks Bestuur d.d. 23 september 2015.
De secretaris, De voorzitter,
Toelichting
De term "nevenwerkzaamheden" dient ruim te worden opgevat. Hieronder worden verschillende werkzaamheden verstaan, zoals het lidmaatschap van het bestuur van een vereniging of stichting, het zijn van commissaris, bestuurder, vennoot of aandeelhouder. Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen betaalde en onbetaalde nevenwerkzaamheden of nevenwerkzaamheden die binnen of buiten de normale diensttijd worden verricht.
Een gedane melding dient getoetst te worden aan het tot de ambtenaar gerichte verbod, dat in het derde lid is geformuleerd. De ambtenaar zal zich een oordeel moeten vormen over de vraag of door een nevenwerkzaamheid de goede functievervulling of de goede functionering van de openbare dienst, voor zover deze in verband staat met de functievervulling, niet in redelijkheid is verzekerd.
De constatering dat een nevenwerkzaamheid zich niet goed verdraagt met de ambtelijke functie, hoeft niet zonder meer te leiden tot het opleggen van een verbod. Er kunnen ook zodanige nadere afspraken worden gemaakt dat de mogelijkheid van belangenverstrengeling of anderszins zich niet meer voordoet. Jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep over dit onderwerp geeft eenzelfde richting aan.
De registratie van nevenwerkzaamheden kan op verschillende wijzen worden ingericht. In elk geval dient de registratie te voldoen aan de regels die gesteld zijn op grond van de Wet persoonsregistraties.