Gemeente Meerssen | Aansluitverordening gemeente Meerssen 2022

Officiele publicatie

Aansluitverordening Meerssen 2022

De raad van de gemeente Meerssen:

Gezien het voorstel van het college de dato 4 januari 2022 strekkende tot de vaststelling van een aansluitverordening Meerssen 2022;

Gelet op het artikel 149 van de Gemeentewet;

B E S L U I T:

Vast te stellen de:

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Meerssen houdende regels omtrent de rioolaansluiting Meerssen 2022 (Aansluitverordening Meerssen 2022)

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.
    bronneringswater: grondwater, onttrokken voor tijdelijke verlaging van de grondwaterstand;
  • b.
    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Meerssen;
  • c.
    openbaar riool: gedeelte van de riolering dat bij de gemeente in eigendom en beheer is voor inzameling en transport van afvalwater, met inbegrip van de daartoe behorende werken en installaties; en
  • d.
    rioolaansluitleiding: leiding tussen het gebouw waar afvalwater vrijkomt en het openbaar riool.

Artikel 2 Normadressaat

1.

Aan de regels in deze verordening wordt voldaan door degene die de activiteit verricht en door de eigenaar van de gronden waarop de activiteit wordt verricht, tenzij anders is bepaald. Diegenen dragen zorg voor de naleving van de regels over de activiteit.

2.

Wanneer gronden met een beperkt zakelijk recht zijn bezwaard of krachtens persoonlijk recht in gebruik zijn gegeven, wordt aan deze verordening ook voldaan door de beperkt zakelijk gerechtigde of de gebruiker.

Hoofdstuk 2 Aanleg, instandhouding en verwijdering van een rioolaansluiting

Artikel 3 Oogmerken

Deze regels in deze verordening zijn gesteld met het oog op het beschermen van:

  • a.
    de gezondheid; en
  • b.
    de doelmatige werking van de voorzieningen voor het beheer van afvalwater.

Artikel 4 Specifieke zorgplicht

1.

Degene die een particulier riool op een openbaar riool aansluit of wijzigt en weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat die activiteit nadelige gevolgen kan hebben voor de belangen, bedoeld in artikel 3, is verplicht:

  • a.
    alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van diegene kunnen worden gevraagd om die gevolgen te voorkomen;
  • b.
    voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen: die gevolgen zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken; en
  • c.
    als die gevolgen onvoldoende kunnen worden beperkt: die activiteit achterwege te laten voor zover dat redelijkerwijs van diegene kan worden gevraagd.
2.

Deze plicht houdt in ieder geval in dat:

  • a.
    bij sloopwerkzaamheden of andere werkzaamheden op een op het openbaar riool aangesloten perceel verzanding wordt voorkomen; en
  • b.
    de doelmatige werking van de perceelaansluitleiding, naburige aansluitingen en de voorzieningen voor het beheer van afvalwater worden beschermd.

Artikel 5 Totstandbrenging en wijziging perceelaansluiting

1.

Met het oog op het beschermen van de gezondheid ligt een ondergrondse doorvoer van een rioolaansluitleiding of andere voorziening voor afvoer van afvalwater door een uitwendige scheidingsconstructie van een bouwwerk zoveel mogelijk haaks op de scheidingsconstructie.

2.

De gebouwaansluiting van de op het eigen erf of terrein gelegen rioolaansluitleiding of andere voorziening voor afvoer van afvalwater is zodanig dat bij zetting de dichtheid van de aansluiting en de afvoer gehandhaafd blijft.

3.

Een rioolaansluitleiding waardoor huishoudelijk afvalwater, hemelwater, grondwater of bedrijfsafvalwater wordt geleid:

  • a.
    heeft geen vernauwing in de stroomrichting;
  • b.
    heeft een vloeiend beloop;
  • c.
    is waterdicht; en
  • d.
    heeft een voldoende inwendige diameter.
4.

Met het oog op de doelmatige werking van het openbaar riool ligt de binnenonderkant van de rioolaansluitleiding ter plaatse van de perceelgrens boven het openbaar riool, vermeerderd met 200 mm plus een afschot van 1:100.

5.

De diameter van de rioolaansluitleiding is kleiner dan of gelijk aan 160 mm, tenzij:

  • a.
    de noodzaak van een grotere diameter is aangetoond met een rioleringsberekening; en
  • b.
    het openbaar riool ter plaatse van de rioolaansluitleiding over voldoende capaciteit beschikt om te lozen afvalwater te kunnen afvoeren.
6.

Het bepaalde in lid 4 en 5 heeft voorrang op het bepaalde in artikel 22.12 lid 4 van het omgevingsplan Meerssen.

7.

Een verzamelleiding wordt alleen gebruikt als een individuele aansluiting van het perceel redelijkerwijs niet mogelijk is. Een verzamelleiding wordt bij voorkeur op particulier terrein aangelegd.

8.

Rioolaansluitleidingen worden uitgevoerd in de kleuren:

  • a.
    groen als het een leiding voor hemelwater of grondwater betreft; of
  • b.
    bruin als het een leiding voor huishoudelijk afvalwater of bedrijfsafvalwater betreft.

Artikel 6 Meldplicht aanleg of wijziging aansluiting

1.

Het is verboden een aansluiting van een particulier riool op het openbaar riool tot stand te brengen of te wijzigen zonder dit ten minste 8 weken en ten hoogste een jaar voor het begin ervan te melden.

2.

Een melding bevat:

  • a.
    de naam en het adres van de indiener;
  • b.
    de dagtekening;
  • c.
    de omschrijving van de activiteiten en wijze van uitvoering;
  • d.
    de verwachte datum van het begin van de activiteit; en
  • e.
    de verwachte duur ervan.

Artikel 7 Informatieplicht beëindiging aansluiting

Als het gebruik van een rioolaansluitleiding definitief wordt beëindigd, wordt het college hierover uiterlijk 4 weken na de beëindiging geïnformeerd.

Artikel 8 Maatwerkvoorschriften of vergunningvoorschriften

1.

Een maatwerkvoorschrift kan worden gesteld, of een vergunningvoorschrift kan aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 9 worden verbonden, over de artikelen 4 en 5.

2.

Met een maatwerkvoorschrift of vergunningvoorschrift kan worden afgeweken van artikel 5.

3.

Maatwerkvoorschriften of vergunningvoorschriften kunnen in ieder geval worden gesteld over:

  • a.
    het tot stand brengen of beëindigen van de aansluiting;
  • b.
    het onderhoud, de renovatie en de vervanging van de rioolaansluitleiding;
  • c.
    sloopwerkzaamheden op het perceel van de rechthebbende; en
  • d.
    de periode waarin de aansluiting voor de afvoer van bronneringswater gerealiseerd wordt.

Artikel 9 Omgevingsvergunning

Het is verboden zonder omgevingsvergunning een aansluiting van een particulier riool op het openbaar riool tot stand te brengen of te wijzigen.

Artikel 10 Aanvraagvereisten

Bij een aanvraag van een omgevingsvergunning worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:

  • a.
    de naam en het adres van de aanvrager;
  • b.
    de dagtekening;
  • c.
    de ligging van het aan te sluiten perceel:
    • 1°.
      aan de hand van straat en huisnummer of, wanneer nog geen huisnummer is toegekend, aan de hand van het kadastraal nummer van het betreffende perceel; en
    • 2°.
      aangegeven op een situatieschets 1:1000 of grotere schaal;
  • d.
    wat voor soort afvalwater er zal worden afgevoerd;
  • e.
    voor zover het lozing van bedrijfsafvalwater betreft: de aard en de hoeveelheid van het te lozen afvalwater;
  • f.
    van de aan te leggen of te wijzigen rioolaansluitleiding ten minste de volgende gegevens:
    • 1°.
      het leidingverloop en de dimensionering;
    • 2°.
      de hoogteligging en het materiaal ter plaatse van het aansluitpunt;
    • 3°.
      de wijze waarop de functies van de verschillende leidingen van het particulier riool ter plaatse van het aansluitpunt zullen worden gemarkeerd; en
    • 4°.
      de ligging van de rioolaansluitleiding op een situatietekening van het perceel.

Artikel 11 Beoordeling en intrekking omgevingsvergunning

1.

Het college kan de omgevingsvergunning weigeren als de belangen, bedoeld in artikel 3, onevenredig worden geschaad.

2.

De omgevingsvergunning kan worden ingetrokken:

  • a.
    als het gebruik van de rioolaansluitleiding definitief wordt beëindigd;
  • b.
    als gedurende een jaar of een in de vergunning bepaalde langere termijn geen activiteiten zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning; of
  • c.
    op verzoek van de vergunninghouder.

Artikel 12 Eigendom aansluitleiding

1.

De grens tussen het gemeentelijke eigendom en het particuliere eigendom van een rioolaansluitleiding ligt ter plaatse van het ontstoppingsstuk in die rioolaansluitleiding.

2.

Als voor de afvoer van huishoudelijk afvalwater een rioolwaterpomp is vereist, ligt de grens, net zoals bij het eerste lid, ter plaatse van de erfgrens. In afwijking van het eerste lid wordt hier gebruik gemaakt van een inspectieput. In deze inspectieput eindigt de persleiding en gaat verder in vrijverval-leiding richting het gemeentelijk riool.

3.

Bij afwezigheid van een ontstoppingsstuk en rioolwaterpomp ligt de grens in de rioolaansluitleiding op een afstand van 0,5 m buiten de perceelgrens op particulier terrein.

Hoofdstuk 3 Toezicht

Artikel 13 Toezicht

Met het toezicht op de naleving van de bepalingen bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college aan te wijzen personen of groep van personen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 14 Overgangsrecht

1.

Een aansluitvergunning verleend voor de inwerkingtreding van deze verordening geldt als een omgevingsvergunning op grond van deze verordening.

2.

Als voor de inwerkingtreding van deze verordening een overtreding heeft plaatsgevonden, een overtreding is aangevangen of het gevaar voor een overtreding klaarblijkelijk dreigde, en voor die inwerkingtreding een bestuurlijke sanctie is opgelegd voor die overtreding of dreigende overtreding, blijft het oude recht op die bestuurlijke sanctie van toepassing tot het tijdstip waarop:

  • a.
    de beschikking onherroepelijk is geworden en volledig is uitgevoerd of ten uitvoer is gelegd; of
  • b.
    de beschikking is ingetrokken of is komen te vervallen.

Artikel 15 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de 8e dag na die van bekendmaking, met uitzondering van artikel 5 lid 4, 5 en 6, die in werking treden op het moment dat de Omgevingswet in werking treedt.

Artikel 16 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als ‘Aansluitverordening gemeente Meerssen 2022’.

Aldus is vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 9 februari 2022.
De raad voornoemd,
De voorzitter,
De griffier,

Toelichting

Algemeen

Gemeenten hebben op grond van artikel 10.33 Wet milieubeheer een zorgplicht voor de inzameling van stedelijk afvalwater. Onder stedelijk afvalwater wordt afvalwater verstaan dat bestaat uit huishoudelijk afvalwater of een mengsel daarvan met bedrijfsafvalwater, afvloeiend hemelwater, grondwater of ander afvalwater. De gemeente draagt zorg voor transport van stedelijk afvalwater naar de rioolwaterzuivering. Bedrijfsafvalwater, dat niet op dezelfde manier kan worden behandeld als huishoudelijk afvalwater, is op zichzelf geen stedelijk afvalwater. Om die reden geldt hier geen zorgplicht voor inzameling en transport door de gemeente. Daarnaast geldt voor de inzameling en afvoer van hemel- en grondwater een afzonderlijke zorgplicht voor gemeenten. Dit is geregeld in artikel 3.5, voor hemelwater, en artikel 3.6, voor grondwater, van de Waterwet. De zorgplicht ziet op het gehele gemeentelijke grondgebied. Aanvullend op de gemeentelijke zorgplichten hebben waterschappen de zorgplicht om het ingezamelde stedelijke afvalwater te zuiveren. Dit is vastgelegd in artikel 3.4 van de Waterwet. Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet zullen de zorgplichten overgenomen worden in artikel 2.16 en 2.17 van die wet.

De zorgplicht voor stedelijk afvalwater vult de gemeente in door de aanleg en beheer van openbaar vuilwaterriool. Met een aansluitverordening legt de gemeente het beleidskader ten aanzien van het eigendom en beheer van aansluitleidingen op de openbare riolering vast. Onder het huidige recht geldt de aansluitverordening voor aansluitleidingen vanaf de perceelgrens tot aan het openbare riool. De terreinleidingen op het perceel zijn geregeld in het Bouwbesluit 2012, zodat de gemeente daar geen regels over mag stellen in een verordening. Onder de Omgevingswet gaat dit veranderen. Het Rijk stelt in het Besluit bouwwerken leefomgeving, de opvolger van het Bouwbesluit 2012, niet langer regels over de terreinleidingen. Het toepassingsbereik van de aansluitverordening wordt in het nieuwe stelsel de aansluitleiding vanaf het gebouw tot aan het openbare riool.

Artikelsgewijs

Artikel 2

Met dit artikel wordt duidelijk gemaakt dat niet alleen de perceeleigenaar, maar ook de aannemer verplicht is zich te houden aan de regels van deze verordening. Daarnaast kunnen ook beperkt zakelijk gerechtigden verantwoordelijk zijn voor de naleving van de regels uit deze verordening. Hiermee wordt de kring van personen voor wie deze verordening geldt vergroot.

Artikel 3

De regels over afvoerleidingen van huishoudelijk afvalwater en regenwater op een perceel staan in afdeling 6.4 van het Bouwbesluit 2012. De regels in die afdeling hebben tot doel om de gezondheid van gebruikers van bouwwerken te beschermen. De lozingsregels in het Activiteitenbesluit milieubeheer, Besluit lozing afvalwater huishoudens en Besluit lozen buiten inrichtingen zijn gesteld ter bescherming van het milieu.

In aanvulling op de genoemde besluiten, bevat deze verordening ook regels ter bescherming van de gezondheid en ter bescherming van de doelmatige werking van de openbare riolering. De gemeente draagt de zorg voor een goede werking van de openbare riolering, zodat het afvalwater doelmatig wordt ingezameld en verwerkt. Dat heeft ook een positief effect op de bescherming van de gezondheid, doordat contact met afvalwater zo veel mogelijk wordt voorkomen.

Artikel 4

In dit artikel zijn bepalingen opgenomen over de zorg die betracht moet worden bij werkzaamheden die schade kunnen veroorzaken aan de openbare riolering.

Artikel 5

Artikel 5 bevat de algemene regels waaraan een perceelaansluiting moet voldoen. Deze regels zien op de bouwkundige uitvoering van de perceelaansluiting. Deze regels komen overeen met de eisen die afdeling 6.4 van het Bouwbesluit aan de terreinleiding stelt. In aanvulling daarop zijn regels opgenomen over verzamelleidingen en het kleurgebruik van leidingen.

Het heeft de voorkeur om ieder perceel met een of meer eigen aansluitleidingen aan te sluiten op de openbare riolering. Dat vergemakkelijkt het toezicht op de naleving van de regels in deze verordening. Alleen als een individuele aansluitleiding redelijkerwijs niet mogelijk is (bijvoorbeeld vanwege boomwortels) kan een verzamelleiding worden aangelegd, waarmee meerdere percelen in één keer worden aangesloten. Die verzamelleiding wordt bij voorkeur op particulier terrein aangelegd, zodat de perceeleigenaren gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor het beheer van de verzamelleiding.

Door leidingen met verschillende kleuren te gebruiken, is altijd duidelijk voor wat voor soort afvalwater een aansluitleiding is bedoeld.

Artikel 6

De totstandbrenging of de wijziging van de perceelaansluiting kan plaatsvinden zonder voorafgaande toestemming van het college, maar het voornemen dient wel gemeld te worden voor de start van de werkzaamheden. In het tweede lid is vastgelegd waaraan de melding moet voldoen.

Artikel 7

Als het gebruik van de rioolaansluitleiding wordt beëindigd, wordt het college binnen vier weken hiervan op de hoogte gebracht. Zo nodig kan het college naar aanleiding van die informatie eisen stellen aan bijvoorbeeld de afdichting van de aansluitleiding, met een maatwerkvoorschrift op grond van artikel 8.

Artikel 8

Dit artikel geeft het college de mogelijkheid om met een maatwerkvoorschrift of vergunningvoorschrift aanvullende eisen te stellen aan rioolaansluitleidingen. Met die voorschriften is het ook mogelijk (in uitzonderlijke gevallen) om af te wijken van de algemene regels uit artikel 5. Het is niet mogelijk om van de zorgplicht van artikel 4 af te wijken. Die zorgplicht sluit aan op het oogmerk van de verordening, dus afwijken van de zorgplicht zou in strijd zijn met het oogmerk.

Artikel 9

In bijzondere gebieden kan niet zonder een voorafgaande toestemming van het college een perceel aangesloten worden op het openbaar vuilwaterriool. De vergunningplicht voor die gebieden is in dit artikel opgenomen.

Artikel 10

In dit artikel zijn de gegevens opgenomen die het college nodig heeft om een aanvraag om een vergunning goed te kunnen beoordelen. Een aanvraag moet daarom voldoen aan de gegevens, die zijn opgenomen in dit artikel.

Artikel 11

Het college neemt de beschermingsdoelen van deze verordening, bedoeld in artikel 3, mee in de beoordeling van de vergunning. Een vergunning kan daarom geweigerd als de schade aan de gezondheid of de doelmatige werking van de voorzieningen voor het beheer van afvalwater groter is dan de noodzaak voor de totstandbrenging of wijziging van de perceelaansluiting.

In het tweede lid zijn drie gevallen genoemd waarin de vergunning kan worden ingetrokken.

Artikel 12

Er bestond jarenlang onduidelijkheid over de vraag of de eigendom van een leidingnetwerk door verticale of horizontale natrekking werd bepaald. Bij verticale natrekking zou de eigendom van een leiding in de grond aan de eigenaar van de grond toekomen. Bij horizontale natrekking zou de eigendom aan de eigenaar van het grotere geheel van het netwerk toekomen.

Aan de onduidelijkheid over de eigendomsvraag is een einde gekomen met de wijziging van het Burgerlijk Wetboek (BW) in 2007. Volgens artikel 5:20 lid 2 BW ligt de eigendom van een net bij de bevoegde aanlegger van dat net of zijn rechtsopvolger. Op grond hiervan is de gemeente, als bevoegd aanlegger van de openbare riolering, eigenaar van het gehele rioolstelsel.

Per leidingnetwerk verschilt wat er toe behoort (hoe het net is begrensd). Dit is met name van belang voor de grens tussen het leidingnetwerk en de aansluiting van degene die op dat leidingnetwerk is aangesloten. In de toelichting bij de wijziging van het Burgerlijk Wetboek is aangegeven dat de begrenzing van een leidingnetwerk bij gemeentelijke verordening kan worden bepaald. In dit artikel wordt van die mogelijkheid gebruik gemaakt, door te bepalen wat tot de gemeentelijke riolering behoort en waar de particuliere huisaansluiting, die eigendom is van de huiseigenaar, begint (zie Kamerstukken II 2005-2006, 29 834, nr. 9, Tweede nota van wijziging, p. 7). Die grens wordt in principe gelegd bij het ontstoppingsstuk in de rioolaansluitleiding. Dit ontstoppingsstuk is vereist op grond van artikel 6.16 en 6.17 van het Bouwbesluit 2012. In die artikelen is bepaald dat de leidingen voor huishoudelijk afvalwater en voor hemelwater moeten voldoen aan NEN 3215. In die NEN-norm staat dat in de aansluitleiding een inspectie- of ontstoppingsmogelijkheid aanwezig moet zijn. Deze inspectie- of ontstoppingsmogelijkheid moet nabij de perceelgrens zijn gesitueerd.

Als er niet via leidingen onder vrij verval wordt aangesloten, maar via een rioolwaterpomp, dan is de uitstroomopening van de rioolwaterpomp de grens tussen de gemeentelijke riolering en de particuliere huisaansluiting. De rioolwaterpomp is dus geheel in particulier eigendom. Rioolwaterpompen zijn nodig als de lozingstoestellen in een gebouw lager zijn gelegen dan 150 mm boven straatpeil.

In andere gevallen is de grens tussen het gemeentelijke deel van de aansluiting en het particuliere deel van de aansluiting het punt in de rioolaansluitleiding dat 0,5 m buiten de perceelgrens ligt.

Met het vastleggen van de eigendomssituatie is duidelijk wie er verantwoordelijk is voor het verhelpen van verstoppingen en het herstellen van lekkages of andere beschadigingen aan de rioolaansluitleiding. De perceeleigenaar is verantwoordelijk voor het particuliere deel van de aansluitleiding en de gemeente is verantwoordelijk voor het deel dat behoort tot de gemeentelijke riolering.

Artikel 13

In dit artikel is bepaald hoe toezicht op de naleving van deze verordening wordt geregeld.

Artikel 14

In dit artikel zijn een aantal overgangsbepalingen opgenomen, omdat met deze verordening een nieuwe juridische situatie ontstaat. Aansluitvergunningen die al zijn verleend vóór de inwerkintreding van deze verordening, blijven rechtsgeldig. Deze hoeven niet opnieuw aangevraagd te worden. Dit is geregeld in het eerste lid.

Ook op overtredingen of het gevaar voor overtredingen, die hebben plaatsgevonden vóór de inwerkingtreding van deze verordening, blijft het oude recht van toepassing. Dit is geregeld in het tweede lid.