Gemeente Meerssen | Verordening peuterprogramma gemeente Meerssen 2017

Officiele publicatie

Verordening peuterprogramma gemeente Meerssen 2017

De raad van de gemeente Meerssen;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 3 mei 2016;

gelet op de wet ontwikkelingskansen door educatie (Oke) op 1 augustus 2010 in werking getreden die erop neer komt dat er wijzigingen zijn in:

  • Wet kinderopvang;
  • Wet op het onderwijstoezicht;
  • Wet op het primair onderwijs en

Ledenbrief ‘Inwerkingtreding Wet ontwikkelingskansen door educatie (Oke)’ (VNG ledenbrief, 13 augustus 2010) overwegende, dat het gewenst is regels te stellen rondom de harmonisatie van voorschoolse voorzieningen met de volgende uitgangspunten:

  • Voor alle kinderen kwalitatief goede opvang in peuterspeelzalen en kinderopvang, zodat ontwikkelingskansen van kinderen worden vergroot.
  • Voor alle kinderen die het nodig hebben is een voor- en vroegschoolse educatie (VVE) aanbod beschikbaar.
  • Meer samenwerking peuterspeelzalen en kinderopvanginstellingen.
  • Kwaliteitseisen peuterspeelzalen meer in lijn met die van de kinderopvang en peuterspeelzalen blijven toegankelijk voor alle kinderen.

Besluit:

Vast te stellen de volgende verordening:

Verordening peuterprogramma gemeente Meerssen 2017

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1 Verhouding tot de Subsidieverordening Welzijn Gemeente Meerssen

  • 1.
    De in deze verordening opgenomen bepalingen gelden naast de bepalingen uit de vigerende Subsidieverordening Welzijn Gemeente Meerssen.
  • 2.
    Wanneer en voor zover de bepalingen in deze verordening afwijken van de vigerende Subsidieverordening Welzijn Gemeente Meerssen, geldt niet de vigerende Subsidieverordening Welzijn Gemeente Meerssen, doch deze verordening.

Artikel 2 Begripsbepalingen

a. Wet:

Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;

b. Besluit:

Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie;

c. Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen (LRKP):

register waarin alle gastouderbureaus, gastouders, kinderdagverblijven, organisaties voor buitenschoolse opvang en peuterspeelzalen zijn opgenomen die voldoen aan de wettelijke kwaliteitseisen;

d. Peuter:

een kind in de leeftijd van 2 tot 4 jaar;

e. Doelgroeppeuter:

een peuter met een indicatiestelling voor voorschoolse educatie van Jeugdgezondheidszorg (JGZ) Envida;

f. Kinderopvang:

de opvang van kinderen in de zin van de wet;

g. Peuteropvang:

de opvang van kinderen van 2 tot 4 jaar voor minimaal zes uur per week verdeeld over twee dagdelen gedurende maximaal 40 weken per jaar;

h. Opvanglocatie:

locatie waar peuteropvang aangeboden wordt niet zijnde gastouderopvang of buitenschoolse opvang;

i. Voor- en vroegschoolse educatie (VVE):

educatie verdeeld in een voorschoolse periode (2-en 3 jarigen) doorlopend in de eerste jaren van het basisonderwijs (de 4-en 5-jarigen), de vroegschoolse periode;

j. Voorschoolse educatie (VE):

educatie voor doelgroeppeuters zoals bedoeld in de wet;

k. VE-peuteropvang:

peuteropvang voor doelgroeppeuters conform het besluit;

l. VE-locatie:

een locatie die in het LRKP geregistreerd staat als aanbieder van voorschoolse educatie (VE);

m. VVE peuterplaats:

een aanbod voorschoolse educatie gericht op doelgroepkinderen VVE van drie en vier dagdelen of tenminste 10 uren en maximaal 12 per week gedurende tenminste 40 weken per jaar;

n. Kindgebonden subsidie:

subsidie waarbij de deelnemende peuter eenheid is van subsidie;

o. Kinderopvangtoeslag:

een tegemoetkoming van het Rijk als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder h, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen in de kosten van kinderopvang;

p. Maximale uurtarief kinderopvang:

het maximale uurtarief voor dagopvang in een kindercentrum zoals vastgelegd in het Besluit kinderopvangtoeslag;

q. Ouder:

ouder in de zin van de wet;

r. Ouderbijdrage:

financiële vergoeding die ouders moeten betalen voor de afname van peuteropvang. De hoogte van de ouderbijdrage wordt bepaald aan de hand van de tabel kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst;

s. Ouder verklaring/inkomensverklaring:

een door de ouder(s) ondertekende verklaring, voorzien van bewijsstukken waaruit blijkt dat geen aanspraak kan worden gemaakt op kinderopvangtoeslag.

Artikel 3 Doelgroep kindgebonden subsidie

Subsidie op grond van deze verordening wordt uitsluitend verstrekt ten behoeve van (doelgroep)peuters van de volgende groepen ouders:

  • 1.
    Ouders met recht op kinderopvangtoeslag en met doelgroeppeuter.
  • 2.
    Ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag met een peuter.
  • 3.
    Ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag met een doelgroeppeuter.

Hoofdstuk 2 De subsidieaanvraag en de subsidieverlening

Artikel 4 De aanvrager

Subsidie op grond van deze regeling kan uitsluitend worden aangevraagd door stichting Spelenderwijs en MIK Kinderopvang BV. Vanwege de continuïteit en de kwaliteit van de uitvoering van de activiteiten is alleen voor deze twee organisaties gekozen.

Artikel 5 De aanvraag

1.

De aanvraag over het jaar 2017 moet worden ingediend voor 31 december 2016 (registratienummer LRKP voor 1 april 2017).

2.

De aanvraag voor subsidie peuteropvang moet worden ingediend vóór 1 juni voorafgaand aan het jaar waarvoor de subsidie wordt gevraagd.

3.

Bij de aanvraag moet worden overgelegd:

  • registratienummer LRKP, naam en adresgegevens van de instelling en de locaties;
  • het aantal reguliere uren peuteropvang waarvoor subsidie wordt gevraagd;
  • het aantal VVE uren peuteropvang waarvoor subsidie wordt gevraagd.
4.

Bij een eerste subsidieaanvraag van een instelling moeten daarnaast worden overgelegd:

  • de statuten of het reglement van de instelling;
  • uittreksel KvK;
  • een opgave van de bestuurssamenstelling;
  • de exploitatiebegroting over het lopende jaar, voorzien van een toelichting;
  • de laatste jaarrekening en jaarverslag van de instelling.

Artikel 6 De subsidieverlening

1.

Het college neemt een besluit op de subsidieaanvraag en maakt dit besluit aan de aanvrager bekend vóór 1 januari van het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft.

2.

Bij de subsidieverlening kunnen door het college nadere verplichtingen worden opgelegd.

Hoofdstuk 3 Voorschotten

Artikel 7 Kindgebonden subsidie uitvoering peuteropvang

1.

De subsidieontvanger levert na afloop van elke kwartaal een rapportage in bij burgemeester en wethouders. Deze rapportage bevat de volgende elementen:

  • a.
    het aantal doelgroeppeuters per groep ouders (zie artikel 3);
  • b.
    het aantal peuters en
  • c.
    het aantal uur opvang per peuter.
2.

De verlening van het voorschot van de kindgebonden subsidie geschiedt kwartaalsgewijs op grond van de in lid 1 genoemde rapportage.

Hoofdstuk 4 De subsidievaststelling

Artikel 8 De verantwoording

1.

De ontvanger van een subsidie dient vóór 1 juni van het jaar volgend op het jaar waarvoor de subsidie is verleend een aanvraag tot subsidievaststelling in, voorzien van onder meer de volgende stukken:

  • de jaarrekening voorzien van een accountantsverklaring;
  • een overzicht van het:
    • a.
      aantal daadwerkelijk VVE uren;
    • b.
      reguliere dagdelen peuteropvang per maand;
    • c.
      het aantal doelgroeppeuters per groep ouders (artikel 3);
  • Een inhoudelijke en financiële verantwoording van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend.
2.

Daarnaast beschikt de subsidieontvanger over de volgende bewijsstukken in zijn eigen administratie:

  • van alle peuters die een VVE peuterplaats bezetten indicatieformulieren van het consultatiebureau;
  • van ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag met een doelgroeppeuter met een jaarinkomen kleiner dan € 25.001,– dienen een verklaring geregistreerd inkomen te overleggen;
  • een opgave van de werkelijk gefactureerde ouderbijdragen.
3.

Indien gewenst kan het college de gegevens uit het tweede lid bij de subsidieontvanger opvragen.

4.

Het college kan formulieren vaststellen voor het indienen van de verantwoordingsgegevens.

5.

Het college kan nadere gegevens opvragen om de rechtmatigheid van de besteding van de subsidie conform de opgelegde verplichtingen te controleren.

Artikel 9 Vaststelling van subsidie

Het college neemt een besluit voor 31 december van het jaar volgend op het jaar waarvoor de subsidie is verleend.

Artikel 10 Subsidiabele activiteiten

1.

Het in twee dagdelen voor tenminste 6 uur per week aanbieden van een peuterprogramma aan een peuter, waarbij 40 weken per jaar het uitgangspunt is.

2.

Het in drie en vier dagdelen voor tenminste 10 uur en maximaal 12 uur per week aanbieden van een peuterprogramma aan een VVE-peuter, waarbij 40 weken per jaar het uitgangspunt is.

Artikel 11 Weigeringsgronden

1.

In aanvulling op het bepaalde in artikel 4:25, tweede lid en artikel 4:35 van de algemene wet bestuursrecht kan het college subsidie weigeren wanneer:

  • a.
    de opvanglocatie niet ingeschreven staat als kinderdagverblijf in het LRKP;
  • b.
    de opvanglocatie niet gevestigd is in gemeente Meerssen;
  • c.
    voor doelgroeppeuters de aantekening voorschoolse educatie: ‘ja’ ontbreekt in het LRKP.

Hoofdstuk 5 Subsidiebedragen en Subsidieplafond

Artikel 12 Kindgebonden subsidie uitvoering peuteropvang

1.

De subsidiebedragen ten behoeve van de (doelgroep)peuters van de volgende groepen ouders luiden als volgt:

  • a.
    Ouders met recht op kinderopvangtoeslag met een doelgroeppeuter € 3,83 per uur voor de eerste zes uur per week, € 10.72 voor de tweede zes uur per week.
  • b.
    Ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag met een peuter € 9,35 per uur met een maximum van zes uur per week.
  • c.
    Voor de categorie jaarinkomen € 0,– tot € 25.000,– en zonder recht op kinderopvangtoeslag met een peuter € 10,00 per uur maximum van zes uur per week.
  • d.
    Ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag met een doelgroeppeuter € 10,72 per uur tenminste 10 uur en maximum twaalf uur per week.
  • e.
    Voor de categorie jaarinkomen € 0,– tot € 25.000,– en zonder recht op kinderopvangtoeslag met een doelgroeppeuter € 11,50 per uur maximum van twaalf uur per week.
2.

Het uurtarief genoemd in lid 1 omvat onder andere loonkosten van al het uitvoerend en coördinerend personeel, inclusief directie, bij- en nascholing, vervangings-en verletkosten bij ziekte, inclusief uitvoering VVE-programma, huisvesting en overhead.

Artikel 13 Ouderbijdrage

1.

De maximale ouderbijdrage voor de doelgroep van de kindgebonden subsidie is gelijk aan het maximale uurtarief kinderopvang.

2.

De hoogte van de ouderbijdrage voor:

  • a.
    Ouders met recht op kinderopvangtoeslag en een doelgroeppeuter voor de eerste zes uur betalen zij geen ouderbijdrage en voor de tweede zes uur wordt bepaald aan de hand van de tabel kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst.
  • b.
    Ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag met een peuter wordt bepaald aan de hand van de tabel kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst (ouderbijdrage begint vanaf jaarinkomen € 25.001,–).
  • c.
    Ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag met een doelgroeppeuter (ouderbijdrage begint vanaf jaarinkomen € 25.001,–) € 0,32 cent per uur met een maximum van twaalf uur per week.

Artikel 14 Kleinschaligheidstoeslag

Voor de kleine kernen Rothem en Geulle wordt een kleinschaligheidsbijdrage van maximaal € 5.000, per kern toegekend.

Artikel 15 Subsidieplafond

Het subsidieplafond kan door de raad worden vastgesteld.

Artikel 16 Indexering subsidie

De subsidiebedragen genoemd in artikel 12, lid 1 a, b, c, d en e, worden vanaf het jaar 2017 jaarlijks geïndexeerd.

Hoofdstuk 6 Hardheidsclausule, inwerkingtreding en citeertitel

Artikel 17 Gevallen waarin deze verordening niet voorziet

1.

Het college is bevoegd nadere regels te stellen met betrekking tot de uitvoering van deze verordening, in gevallen waarin deze verordening niet voorziet.

2.

Het college is bevoegd te besluiten over het verstrekken van subsidies.

3.

Het college kan voorwaarden verbinden aan de beschikking tot subsidieverlening.

Artikel 18 Inwerkingtreding en looptijd

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2017.

Artikel 19 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening peuterprogramma gemeente Meerssen 2017’.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 7 juli 2016,
de voorzitter,
de griffier,

Artikelsgewijze toelichting subsidieregeling peuteropvang 2017

Artikel 1 en 2

Spreekt voor zich.

Artikel 3

Gelet op de dimensies kinderopvangtoeslag ja/nee en doelgroeppeuter ja/nee zijn er vier groepen ouders te onderscheiden:

  • 1.
    Ouders met kinderopvangtoeslag en een peuter.
  • 2.
    Ouders met kinderopvangtoeslag en een doelgroeppeuter.
  • 3.
    Ouders zonder kinderopvangtoeslag en een peuter.
  • 4.
    Ouders zonder kinderopvangtoeslag en een doelgroeppeuter.

Als gevolg van deze omvorming komt de eerste groep ouders in aanmerking voor de kinderopvangtoeslag en is gemeentelijke subsidie voor deze groep niet aan de orde. Dat is de reden dat deze groep ouders in deze verordening buiten beschouwing wordt gelaten. Voor de tweede groep ouders wordt het VVE-gedeelte van de peuteropvang wel gesubsidieerd door de gemeente. Daarom is deze groep ouders wel opgenomen in deze verordening.

Artikel 4

Er is bewust voor gekozen om enkel de huidige partijen met de huidige locaties te financieren. Ook ter voorkoming van versnippering.

Artikel 5 t/m 10

Deze artikelen behoeven geen verdere toelichting.

Artikel 11

De Subsidieverordening Welzijn gemeente Meerssen is van toepassing op deze subsidieregeling. Hierin staan weigeringsgronden en intrekkingsgronden vermeld. In deze verordening worden slechts een beperkt aantal aanvullende gronden opgenomen.

Artikel 12

De uurtarieven genoemd in lid 1 zijn gebaseerd op de kengetallen van de MOgroep1MOgroep Utrecht: Kengetallen bedrijfsvoering 2011 en Expertmodellen bedrijfsvoering voor 2013.

Normaliter is peuteropvang zes uur per week. Voor doelgroeppeuters geldt dat zij ten minste tien uur per week moeten deelnemen aan VVE-peuteropvang.

Artikel 12 lid 1 sub a

Subsidie dagdelen:

€   3,83 x 6 uur x 40 weken

€    919,20

€ 10,72 x 6 uur x 40 weken

€ 2.572,80

Totale subsidie per doelgroeppeuter per jaar

€ 3.492,00

Voor de eerste zes uur kunnen deze ouders kinderopvangtoeslag bij de Belastingdienst aanvragen. Deze toeslag bedraagt in 2016 maximaal € 6,89 per uur. De gemeente subsidieert voor de eerste zes uur het verschil tussen het uurtarief van € 10,72 en de kinderopvangtoeslag. De tweede zes uur worden volledig door de gemeente gesubsidieerd.

Artikel 12 lid 1 sub b:

Subsidie dagdelen:

€   9,35 x 6 uur x 40 weken

€ 2.244,00

Totale subsidie per peuter per jaar

€ 2.244,00

Artikel 12 lid 1 sub d:

Subsidie dagdelen:

€ 10,72 x 12 uur x 40 weken

€ 5.145,60

Totale subsidie per doelgroeppeuter per jaar

€ 5.145,60

Artikel 12 lid 1 sub c en d:

De gemeente Meerssen vindt het belangrijk om de toegang voor peuteropvang voor minima te waarborgen. Ouders/verzorgers (met een doelgroeppeuter) met jaarinkomen van € 0 tot € 25.000,– en zonder kinderopvangtoeslag kunnen hun peuter kosteloos brengen aan een peuteropvang en voor niet doelgroeppeuter maximaal 6 uur per week.

Artikel 12 lid 1 sub c, inkomsten € 0,– tot € 25.000:

Subsidie dagdelen:

€ 10,– x 6 uur x 40 weken

€ 2.400,00

Totale subsidie per peuter per jaar

€ 2.400,00

Artikel 12 lid 1 sub e, inkomsten € 0,– tot € 25.000:

Subsidie dagdelen:

€ 11,50 x 12 uur x 40 weken

€ 5.520,00

Totale subsidie per doelgroeppeuter per jaar

€ 5.520,00

Artikel 13

In de uurtarieven die genoemd worden in lid 1 is een ouderbijdrage verdisconteerd. Dit betekent dat de gemeente geen aparte subsidie voor de ouderbijdrage verstrekt. Het is instellingen wel toegestaan (met uitzondering artikel 13, lid 2, sub b en c) een ouderbijdrage te vragen aan de ouders. In dit artikel worden de maximum bedragen hiervoor vastgelegd. Dit gebeurt om de toegankelijkheid van de peuteropvang te waarborgen.

Artikel 13, lid 2 sub b en c

Ouders/verzorgers met en zonder een doelgroeppeuter met jaarinkomen van € 0,– tot € 25.000,– betalen geen ouderbijdrage. Voor de doelgroeppeuter maximaal 12 uur per week en voor niet doelgroeppeuter maximaal 6 uur per week.

Artikel 14

Een kleinschaligheidssubsidie van maximaal van € 5.000,– per locatie per jaar is bedoeld voor kleine kernen Rothem en Geulle met relatief weinig peuters. De besteding van deze bijdrage moet door de peuteropvangorganisatie jaarlijks verantwoord worden door middel van een financieel verslag (per kern) en een overzicht van activiteiten met de bereikte resultaten (welke activiteiten zijn ondernomen om het bereik van peuters te vergroten: reclame, organiseren van open dagen etc.).

Artikel 15

Spreekt voor zich.

Artikel 16

De subsidiebedragen genoemd in artikel 12, lid a, b, c, d en e, worden vanaf het jaar 2017 jaarlijks geïndexeerd op basis van de indexcijfers van het Centraal Bureau voor Statistiek (Cao-lonen per maand incl.bijz.beloningen, Cao-sector gesubsidieerde instellingen). Om te voorkomen dat elk jaar 2 verschillende subsidiebedragen (belastingtoeslag € 6,89 en de subsidietoeslag gemeente) berekend/onderzocht moet worden is er voor de indexering conform het CBS gekozen.

Artikel 17 t/m 19

Deze artikelen behoeven geen verdere toelichting.