Gemeente Meerssen | GEDRAGSCODE en INTEGRITEITSREGELS voor de raadsleden en burgerleden van de gemeente Meerssen

Officiele publicatie

GEDRAGSCODE en INTEGRITEITSREGELS voor de raadsleden en burgerleden van de gemeente Meerssen

Regels voor de zuiverheid van het bestuurlijk handelen en de besluitvorming.

‘Integrity is doing the right thing, even when nobody is watching.’

C.S. Lewis

LEESWIJZER

In de inleiding wordt aangegeven voor wie deze gedragscode bedoeld is en wordt ingegaan op de definiëring van het begrip ‘integriteit’. Het is van belang om allereerst vast te stellen wat er in deze gedragscode onder ‘integriteit’ verstaan wordt, zodat er vanuit een gemeenschappelijk beeld gestart kan worden.

Tevens wordt in de inleiding ingegaan op de functie en het belang van een gedragscode integriteit.

Als tweede wordt het wettelijk kader aangegeven. Het is van belang dit helder te hebben, want de wettelijke regels geven de begrenzing aan waarbinnen integriteitskwesties besproken kunnen worden en gemeentelijke regels kunnen worden opgesteld.

Vervolgens wordt in een aantal paragrafen de gedragscode nader uitgewerkt. Elke paragraaf heeft een eigen invalshoek. De paragrafen 1 tot en met 6 bevatten artikelen met een formele opzet; paragraaf 7 heeft een andere structuur die meer beschrijvend is.

Aan het eind van de paragrafen 1 tot en met 6 volgt een reeks van vragen en antwoorden over situaties waarbij integriteit in het geding is of kan zijn. Ze zijn bedoeld om de wettelijke bepalingen en regels van deze gedragscode omtrent integriteit ‘in de vingers te krijgen’.

Verder: raadsleden kunnen mannelijk of vrouwelijk zijn. In deze gedragcode is gekozen voor de mannelijke vorm. Dus overal waar ‘hij’ staat kan dat ook een ‘zij’ betreffen. En ‘zijn’ als bezittelijk voornaamwoord kan dus ook ‘haar’ impliceren.

INLEIDING

Voor het adequaat functioneren van de overheid zijn gezaghebbende volksvertegenwoordigers en bestuurders noodzakelijk, ook op lokaal niveau en dus ook bij de gemeente Meerssen.

Van hen wordt verwacht dat zij het belang van de gemeente dienen en er zijn voor alle burgers. Ook wordt van hen deskundigheid en maatschappelijke betrokkenheid verwacht: mensen met kennis van zaken en de juiste competenties voor hun taak, die ook nog eens weten wat er onder mensen leeft en daarvoor hun oprechte interesse tonen.

Bij dit alles dienen al deze publieke ambtsdragers zuiver en integer te handelen: van hen wordt integriteit verwacht. Deze integriteit vormt als het ware het fundament waarop al die andere verwachtingen en eisen zijn gebaseerd. Een politicus of ambtenaar kan nog zoveel kennis van bepaalde dossiers hebben, als getwijfeld wordt aan zijn integriteit kan uiteindelijk diens positie onhoudbaar worden. Integriteit zorgt ervoor dat burgers vertrouwen (kunnen) hebben in de politici en het openbaar bestuur.

Dit document gaat over het integer handelen van raadsleden en burgerleden en geeft daar spelregels voor.

Het bestuur van een gemeente bestaat uit de raad, het college en de burgemeester. Dit zijn de drie bestuursorganen binnen de gemeente en voor ieder van deze drie vraagt de wet een eigen, door de raad vastgestelde Gedragscode Integriteit.

Voor de gemeente Meerssen zijn deze drie gedragscodes zoveel mogelijk vanuit hetzelfde perspectief benaderd. In de raad ligt het accent op het maken van politieke keuzes over algemeen bestuur, het college is belast met het dagelijks bestuur. De burgemeester is voorzitter van beide bestuursorganen en heeft daarnaast een aantal eigen taken.

Deze voorliggende gedragscode is bestemd voor de raadsleden en de burgerleden van de raadsadvies-vergaderingen. Voor de leden van beide andere bestuursorganen (college en burgemeester) bestaan separate gedragscodes. Deze drie codes dienen (uiteraard) op elkaar afgestemd te zijn en onderlinge samenhang te vertonen.

Begripsbepaling

Het begrip ‘integriteit’ kent diverse, overigens niet veel uit elkaar lopende, definities. In deze gedragscode wordt onder het begrip ‘integriteit’ verstaan: het eerlijk en betrouwbaar handelen.

Integriteit is het persoonlijke gedrag van een individu dat inhoudt dat de betrokkene eerlijk en oprecht handelt en niet omkoopbaar is. Integriteit is ook: geen misbruik maken van de functie of positie, bv. om zichzelf en/of anderen te bevoordelen.

Een integer persoon in relatie tot het openbaar bestuur is iemand die zich houdt aan de waarden, regels en beginselen van de rechtsstaat die als leidraad dienen voor integer handelen.

Belang van een gedragscode integriteit

Het is van groot belang dat elk individueel raadslid voorkomt dat hij of zij in een situatie terechtkomt waarin aan diens integriteit getwijfeld wordt of deze ter discussie wordt gesteld.

Een correct en integer optreden van individuele raadsleden draagt ertoe bij dat de gemeenteraad zich naar binnen en naar buiten kan manifesteren als een betrouwbaar en gezaghebbend orgaan. En dat is weer essentieel voor het vertrouwen van de burgers in het lokale bestuur, alsook in de democratie als allesomvattend bestel.

Als gevolg van allerlei maatschappelijke ontwikkelingen kan de integriteit van volksvertegenwoordigers en bestuurders onder druk komen te staan. Het is daarom van belang om een gedragscode af te spreken die houvast geeft en makkelijk bij de hand genomen kan worden als er bepaalde dilemma’s aan de orde zijn. Deze gedragscode wil dan ook duidelijkheid bieden over wat de wet vraagt van raadsleden en beoogt in eerste instantie te beschermen tegen mogelijke en onnodige misstappen. Het dient een concreet stuk te zijn dat bruikbaar en helder is voor de bespreking van mogelijke dilemma's.

Functies van de gedragscode

De gedragscode heeft een aantal algemene functies, te weten:

  • ontlast de morele oordeelsvorming van individuen;
  • stelt de norm;
  • definieert specifieke handelingen als schendingen;
  • maakt zorgvuldig optreden tegen schendingen mogelijk;
  • geeft richting aan de morele oordeelsvorming van individuen.

De gedragscode beschermt daarnaast specifiek de zuiverheid van de politieke en bestuurlijke besluitvorming. Het gaat dan om het voorkomen van belangenverstrengeling en corruptie. Die vervalsen immers de besluitvorming en resulteren per definitie in machtsmisbruik. Politieke ambtsdragers worden zelfs opgeroepen actief de schijn van belangenverstrengeling en corruptie tegen te gaan.

In dit verband is het van belang dat deze gedragscode de nodige helderheid verschaft met betrekking tot de grens tussen enerzijds de ombudsfunctie die een raadslid heeft én anderzijds het voorkomen van de (schijn van) cliëntelisme.

Rechtskarakter

Het rechtskarakter van de gedragscode integriteit is dat van een interne regeling, als nadere invulling en concretisering van de wettelijke regels. Deze gedragscode bevat, in aanvulling op wettelijke regels, gedragsnormen en regels over procedures die de transparantie van het handelen van politieke ambtsdragers, evenals van de besluitvorming over en de naleving van deze normen vergroten. Zij vormen een beoordelingskader en leidraad bij twijfel, vragen en discussies.

Het niet naleven van de gedragscode sec heeft geen rechtsgevolgen – die kunnen pas komen als de wettelijke regels zijn overtreden. Ten aanzien van de gedragscode is wel sprake van zelfbinding. De regels worden na een gezamelijk debat vastgesteld door de politieke ambtsdragers – in casu: de raadsleden zelf. In dit licht moeten de regels in de code worden gezien. Dat maakt de gedragscode evenwel niet vrijblijvend. De raadsleden kunnen daarop aangesproken worden en zij dienen zich over de naleving ervan te verantwoorden. Het niet naleven van de gedragscode kan dus wel onderdeel worden van politiek debat en politieke gevolgen hebben.

Evaluatie en bijstelling

Deze gedragscode is geen statisch document met enkel een formele status, maar heeft onderhoud nodig en wil oproepen tot permanente bewustwording en interactie daaromtrent. Een gedragscode heeft alleszins te maken met gedrag van mensen, dat dan weer gekoppeld is aan normen en waarden. En die zijn vaak tijdgebonden en onderhevig aan maatschappelijke ontwikkelingen. Middels periodieke evaluaties binnen de gemeenteraad dient deze gedragscode geactualiseerd te worden om zo steeds ‘up tot date’ te zijn.

Input

Voor de samenstelling van deze gedragscode integriteit voor de raadsleden en burgerleden van de gemeente Meerssen is gebruik gemaakt van de ‘Gedragscode voor raadsleden van de gemeente Kerkrade’, alsook van het zgn. Gentle agreement van de gemeenteraad van Gulpen-Wittem’. Beide documenten hebben de nodige input en inspiratie geboden om tot een eigen gedragscode voor de gemeenteraad van Meerssen te komen.

Voor wie bedoeld?

Zoals eerder vermeld geldt deze gedragscode niet alleen voor raadsleden, maar ook voor burgerleden die deelnemen aan de Raadsadviesvergadering. Deze laatsten worden in dit document niet steeds separaat vernoemd, maar waar ‘raadsleden’ staat dient daar ook ‘burgerleden’ gelezen te worden.

Tot slot

De gedragscode en de naleving daarvan is een individuele verantwoordelijkheid van elk raadslid, alsook een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de gehele raad.

Het doel van deze gedragscode is dat deze zal bijdragen tot een goed functionerende raad, waarin op een correcte en positieve manier met elkaar wordt omgegaan en samengewerkt. Tevens wordt met deze gedragscode beoogd dat deze ervoor zorgt dat het aantal integriteitskwesties beperkt wordt tot een absoluut minimum.

Beide aspecten kunnen er dan voor zorgen dat het vertrouwen van de burgers in de gekozen raadsleden toeneemt en de gemeenteraad als geheel het gezag verwerft dat voor zijn functioneren van essentieel belang is.

Niet alles is in regels te vatten. Dus ook deze gedragscode is niet hét antwoord op alle mogelijke problemen. Tijdens de voorbereidende bijeenkomsten betreffende deze gedragscode, nog vóór de vaststelling, werd door een raadslid de opmerking gemaakt dat raadsleden ook zelf een moreel besef hebben – althans: dat mag verwacht worden – dat mogelijk nog belangrijker is dan een gedragscode voor integer handelen. Dat moreel besef, ook wel moreel kompas genoemd, kan raadsleden de weg wijzen om de juiste handelingen te doen of juist handelingen te laten als het om integriteit gaat.

Dat is echter niet voldoende. Ook met een moreel kompas kan een raadslid te goeder trouw uit onwetendheid dingen doen die volgens de wet niet zijn toegestaan. Deze gedragscode integriteit biedt voor raadsleden een hulpmiddel om de juiste keuzes te maken. Het moreel kompas kan door deze gedragscode ondersteund en versterkt worden.

WETTELIJK KADER

Voor het opstellen van een eigen gedragscode integriteit van de gemeente Meerssen is het van belang dat deze past binnen het wettelijk kader. De wettelijke regels gaan nl. altijd vóór op de eigen gemeentelijke regels.

Onderstaand zijn de wettelijke bepalingen aangegeven die in dit kader relevant zijn. Dit overzicht is niet limitatief.

Naleving van de code

Gemeentewet: artikel 15 lid 3

De raad stelt voor zijn leden een gedragscode vast.

Eed/belofte

Gemeentewet: artikel 14 lid 1

Alvorens hun functie te kunnen uitoefenen, leggen de leden van de raad in hun vergadering, in handen van de voorzitter, de volgende eed (verklaring en belofte) af:

‘Ik zweer (verklaar) dat ik, om tot lid van de raad benoemd te worden, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd. Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen.

Ik zweer (beloof) dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten als lid van de raad naar eer en geweten zal vervullen.

Zo waarlijk helpe mij God Almachtig (Dat verklaar en beloof ik).’

Openbaarheid functies

Gemeentewet: artikel 12

  • 1.
    De leden van de raad maken openbaar welke andere functies dan het lidmaatschap van de raad zij vervullen.
  • 2.
    Openbaarmaking geschiedt door terinzagelegging van een opgave van de in het eerste lid bedoelde functies op het gemeentehuis.

Verboden functies

Gemeentewet: artikel 13 lid 1

Een lid van de raad is niet tevens:

  • a.
    minister;
  • b.
    staatssecretaris;
  • c.
    lid van de Raad van State;
  • d.
    lid van de Algemene Rekenkamer;
  • e.
    nationale ombudsman;
  • f.
    substituut-ombudsman als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Wet Nationale ombudsman;
  • g.
    Commissaris van de Koning;
  • h.
    gedeputeerde;
  • i.
    secretaris van de provincie;
  • j.
    griffier van de provincie;
  • k.
    burgemeester;
  • l.
    wethouder;
  • m.
    lid van de rekenkamer;
  • n.
    ombudsman of lid van de ombudscommissie als bedoeld in artikel 81p, eerste lid;
  • o.
    ambtenaar, door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt.

Gemeentewet: artikel 13 lid 2

In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder l, kan een lid van de raad tevens wethouder zijn van de gemeente waar hij lid van de raad is gedurende het tijdvak dat:

  • a.
    aanvangt op de dag van de stemming voor de verkiezing van de leden van de raad en eindigt op het tijdstip waarop de wethouders ingevolge artikel 42, eerste lid, aftreden of
  • b.
    aanvangt op het tijdstip van zijn benoeming tot wethouder en eindigt op het tijdstip waarop de goedkeuring van de geloofsbrief van zijn opvolger als lid van de raad onherroepelijk is geworden of waarop het centraal stembureau heeft beslist dat geen opvolger kan worden benoemd.
    Hij wordt geacht ontslag te nemen als lid van de raad met ingang van het tijdstip waarop hij zijn benoeming tot wethouder aanvaardt. Artikel X6 van de Kieswet is van overeenkomstige toepassing.

Gemeentewet: artikel 13 lid 3

In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder o, kan een lid van de raad tevens zijn:

  • a.
    ambtenaar van de burgerlijke stand;
  • b.
    vrijwilliger of ander persoon die uit hoofde van een wettelijke verplichting niet bij wijze van beroep hulpdiensten verricht;
  • c.
    ambtenaar werkzaam voor een school voor openbaar onderwijs.

Verboden werkzaamheden

Gemeentewet: artikel 15 lid 1

Een lid van de raad mag niet:

  • a.
    als advocaat of adviseur in geschillen werkzaam zijn ten behoeve van de gemeente of het gemeentebestuur dan wel ten behoeve van de wederpartij van de gemeente of het gemeentebestuur;
  • b.
    als gemachtigde in geschillen werkzaam zijn ten behoeve van de wederpartij van de gemeente of het gemeentebestuur;
  • c.
    als vertegenwoordiger of adviseur werkzaam zijn ten behoeve van derden tot het met de gemeente aangaan van:
    • 1e
      overeenkomsten als bedoeld in onderdeel d;
    • 2e
      overeenkomsten tot het leveren van onroerende zaken aan de gemeente;
  • d.
    rechtstreeks of middellijk een overeenkomst aangaan betreffende:
    • 1e
      het aannemen van werk ten behoeve van de gemeente;
    • 2e
      het buiten dienstbetrekking tegen beloning verrichten van werkzaamheden ten behoeve van de gemeente;
    • 3e
      het leveren van roerende zaken anders dan om niet aan de gemeente;
    • 4e
      het verhuren van roerende zaken aan de gemeente;
    • 5e
      het verwerven van betwiste vorderingen ten laste van de gemeente;
    • 6e
      het van de gemeente onderhands verwerven van onroerende zaken of beperkte rechten waaraan deze zijn onderworpen;
    • 7e
      het onderhands huren of pachten van de gemeente.

Gemeentewet: artikel 15 lid 2

Van het eerste lid, aanhef en onder d, kunnen gedeputeerde staten ontheffing verlenen.

Gedrag bij stemmen

Gemeentewet: artikel 27

De leden van de raad stemmen zonder last.

Gemeentewet: artikel 28 lid 1

Een lid van de raad neemt niet deel aan de stemming over:

  • a.
    een aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger is betrokken;
  • b.
    vaststelling of goedkeuring der rekening van een lichaam waaraan hij rekenplichtig is of tot welks bestuur hij behoort.

Gemeentewet: artikel 28 lid 2

Bij een schriftelijke stemming wordt onder het deelnemen aan de stemming verstaan het inleveren van een stembriefje.

Gemeentewet: artikel 28 lid 3

Een benoeming gaat iemand persoonlijk aan, wanneer hij behoort tot de personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt.

Gemeentewet artikel 28 lid 4

Het eerste lid is niet van toepassing bij het besluit betreffende de toelating van de na periodieke verkiezing benoemde leden.

Verantwoordelijkheid raad

Algemene wet bestuursrecht: artikel 2:4

  • 1.
    Het bestuursorgaan vervult zijn taak zonder vooringenomenheid.
  • 2.
    Het bestuursorgaan waakt ertegen dat tot het bestuursorgaan behorende of daarvoor werkzame personen die een persoonlijk belang bij een besluit hebben, de besluitvorming beïnvloeden.

Informatievoorziening

Gemeentewet: artikel 169

  • 1.
    Het college en elk van zijn leden afzonderlijk zijn aan de raad verantwoording schuldig over het door het college gevoerde bestuur.
  • 2.
    Zij geven de raad alle inlichtingen die de raad voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft.
  • 3.
    Zij geven de raad mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde inlichtingen, tenzij het verstrekken ervan in strijd is met het openbaar belang.
  • 4.
    Zij geven de raad vooraf inlichtingen over de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 160, eerste lid onder e, f, g en h, indien de raad daarom verzoekt of indien de uitoefening ingrijpende gevolgen kan hebben voor de gemeente. In het laatste geval neemt het college geen besluit dan nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.
  • 5.
    Indien de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder f, geen uitstel kan lijden, geven zij in afwijking van het vierde lid de raad zo spoedig mogelijk inlichtingen over de uitoefening van deze bevoegdheid en het terzake genomen besluit.

Geheimhouding

Gemeentewet: artikel 25

  • 1.
    De raad kan op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur omtrent het in een besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan de raad worden overlegd, geheimhouding opleggen.
    Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens die vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat de raad haar opheft.
  • 2.
    Op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door het college, de burgemeester en een commissie, ieder ten aanzien van de stukken die zij aan de raad of aan leden van de raad overleggen. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt.
  • 3.
    De krachtens het tweede lid opgelegde verplichting tot geheimhouding met betrekking tot aan de raad overgelegde stukken vervalt, indien de oplegging niet door de raad in zijn eerstvolgende vergadering die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht, wordt bekrachtigd.
  • 4.
    De krachtens het tweede lid opgelegde verplichting tot geheimhouding met betrekking tot aan leden van de raad overgelegde stukken wordt in acht genomen totdat het orgaan dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel, indien het stuk waarop geheimhouding is opgelegd aan de raad is voorgelegd, totdat de raad haar opheft. De raad kan deze beslissing alleen nemen in een vergadering die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht.

Gemeentewet: artikel 86

  • 1.
    Een commissie kan in een besloten vergadering, op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, omtrent het in die vergadering met gesloten deuren behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan de commissie worden overgelegd, geheimhouding opleggen.
    Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens die vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat de commissie haar opheft.
  • 2.
    Op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door de voorzitter van een commissie, het college en de burgemeester, ieder ten aanzien van stukken die hij aan een commissie overlegt. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt. De geheimhouding wordt in acht genomen totdat het orgaan dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel de raad haar opheft.
  • 3.
    Indien een commissie zich ter zake van het behandelde waarvoor een verplichting tot geheimhouding geldt tot de raad heeft gericht, wordt de geheimhouding in acht genomen totdat de raad haar opheft.

Vertrouwelijkheid

Algemene wet bestuursrecht: artikel 2:5

  • 1.
    Een ieder die is betrokken bij de uitvoering van de taak van een bestuursorgaan en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding van die gegevens, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht of uit zijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit.
  • 2.
    Het eerste lid is mede van toepassing op instellingen en daartoe behorende of daarvoor werkzame personen die door een bestuursorgaan worden betrokken bij de uitvoering van zijn taak, en op instellingen en daartoe behorende of daarvoor werkzame personen die een bij of krachtens de wet toegekende taak uitoefenen.

Openbaarheid van bestuur

Wet openbaarheid van bestuur (WOB): diverse artikelen

De regelgeving komt erop neer dat de bestuursorganen gevraagd en ongevraagd documenten over bestuurlijke aangelegenheden openbaar maken, tenzij de uitzonderingsgronden en beperkingen van artikel 10 WOB van toepassing zijn.

Gemeentewet: artikel 23

  • 1.
    De vergadering van de raad wordt in het openbaar gehouden.
  • 2.
    De deuren worden gesloten, wanneer ten minste een vijfde van het aantal leden dat de presentielijst heeft getekend daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt.
  • 3.
    De raad beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd.
  • 4.
    Van een vergadering met gesloten deuren wordt een afzonderlijk verslag opgemaakt, dat niet openbaar wordt gemaakt tenzij de raad anders beslist.
  • 5.
    De raad maakt de besluitenlijst van zijn vergaderingen op de in de gemeente gebruikelijke wijze openbaar. De raad laat de openbaarmaking achterwege voor zover het aangelegenheden betreft ten aanzien waarvan op grond van artikel 25 geheimhouding is opgelegd of ten aanzien waarvan openbaarmaking in strijd is met het openbaar belang.

Vergoedingen

Gemeentewet: artikel 99

  • 1.
    Buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend, ontvangen de leden van de raad, van een door de raad, het college of de burgemeester ingestelde commissie, van een deelraad en van het dagelijks bestuur van een deelgemeente als zodanig geen andere vergoedingen en tegemoetkomingen ten laste van de gemeente.
  • 2.
    Voordelen ten laste van de gemeente, anders dan in de vorm van vergoedingen en tegemoetkoming, genieten zij slechts voor zover de raad dit bij verordening bepaalt. De verordening behoeft de goedkeuring van gedeputeerde staten.

Verordening rechtspositie wethouders en raadsleden gemeente Meerssen 2015, artikel 16

Betaling van de vergoeding voor werkzaamheden voor raadsleden, de bezoldiging voor wethouders, de onkostenvergoedingen en declaraties geschiedt maandelijks of in maandelijkse termijnen als er sprake is van vergoeding op jaarbasis, tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald.

Verordening rechtspositie wethouders en raadsleden gemeente Meerssen 2015 artikel 17

Raads- en commissieleden en wethouders dragen ten behoeve van het vergoeden van kosten zorg voor rechtstreekse toezending van de factuur aan de gemeente.

Verantwoording van de vergoeding door het raadslid, het commissielid respectievelijk de wethouder vindt plaats door een door het college vastgesteld formulier volledig in te vullen en te ondertekenen.

Facturen komen alleen voor vergoeding in aanmerking als voldaan wordt aan de bepalingen in deze verordening. Het formulier wordt ter goedkeuring ingediend bij de griffier, respectievelijk de burgemeester.

Verordening rechtspositie wethouders en raadsleden gemeente Meerssen 2015 artikel 18

Voor de vergoeding van de kosten die uit eigen middelen vooruit zijn betaald en de vergoeding van reis- en verblijfskosten vindt plaats door gebruikmaking van door het college vastgesteld formulier.

Het formulier wordt binnen twee maanden na de betaling c.q. na de datum van de gemaakte reis volledig ingevuld en ondertekend door het raads- of commissielid, respectievelijk de wethouder en ter goedkeuring ingediend bij de griffier, respectievelijk de burgemeester onder bijvoeging van de originele bewijsstukken.

Besteding fractievergoeding

Verordening ambtelijke bijstand en fractieondersteuning gemeente Meerssen 10-02-2011, artikel 5

De fracties als bedoeld in artikel 7 van het Reglement van orde voor de vergaderingen van de raad der gemeente Meerssen ontvangen jaarlijks een financiële bijdrage als tegemoetkoming in de kosten voor het functioneren van de fractie.

Deze bijdrage bestaat uit een vast deel voor elke fractie en een bedrag per raadszetel. De bedragen worden jaarlijks bij de begroting vastgesteld.

In een jaar waarin verkiezingen plaatsvinden is een budget beschikbaar voor de maanden tot en met de maand waarin de verkiezingen plaatsvinden. In de eerste maand na de maand waarin de eerste vergadering van de nieuw gekozen raad plaatsvindt wordt het budget opnieuw berekend op basis van de nieuwe zetelverdeling voor de overige maanden van dat jaar.

Fractieondersteuning vindt zijn vorm in financiële ondersteuning. De hoogte van het budget voor fractie-ondersteuning zal jaarlijks in de gemeentebegroting moeten worden opgenomen en dus door de raad worden vastgesteld. De fractieondersteuning bestaat uit een variabel deel naar rato van fractiegrootte en een vast deel (bedrag per raadszetel).

Verordening ambtelijke bijstand en fractieondersteuning gemeente Meerssen 2011 artikel 6

Fracties besteden de bijdrage om hun volksvertegenwoordigende, kaderstellende en controlerende rol te versterken. Voor wat betreft de inhoudelijke besteding van fractieondersteuning worden fracties grotendeels vrijgelaten. Minimumvoorwaarde is wel dat de bijdrage besteed wordt aan raadswerkzaamheden.

Gebruik gemeentelijke faciliteiten

Verordening rechtspositie wethouder en raadsleden gemeente Meerssen 2015 artikel 5

Aan het raadslid wordt voor de uitoefening van zijn functie ten laste van de gemeente een tablet-pc in bruikleen ter beschikking gesteld. De tablet-pc zal worden voorzien van de strikt noodzakelijke software/ applicaties. Internet is met behulp van de tablet-pc toegankelijk via Wi-Fi. Het raadslid ondertekent een bruikleenovereenkomst met de gemeente.

Formele sancties

Kieswet: artikel X1

  • 1.
    Zodra onherroepelijk is komen vast te staan dat een lid van een vertegenwoordigend orgaan een van de vereisten voor het lidmaatschap niet bezit of dat hij een met het lidmaatschap onverenigbare betrekking vervult, houdt hij op lid te zijn.
  • 2.
    De voorzitter van het vertegenwoordigend orgaan geeft hiervan onverwijld kennis aan de voorzitter van het centraal stembureau.
  • 3.
    Een overeenkomstige kennisgeving vindt plaats, indien door het overlijden van een lid een plaats in het vertegenwoordigend orgaan is opengevallen.

Kieswet: artikel X8

  • 1.
    Het lid van de gemeenteraad dat in strijd met artikel 15, eerste lid, van de Gemeentewet handelt, kan in zijn betrekking worden geschorst door de voorzitter van de gemeenteraad. De voorzitter onderwerpt de zaak aan het oordeel van de raad in zijn eerstvolgende vergadering.
  • 2.
    De raad kan, na de geschorste in de gelegenheid te hebben gesteld zich mondeling te verdedigen, hem van zijn lidmaatschap vervallen verklaren. Indien hij daartoe geen aanleiding vindt, heft hij de schorsing op.
  • 3.
    De raad kan ook ambtshalve het lid dat in strijd met artikel 15, eerste lid, van de Gemeentewet handelt, na hem in de gelegenheid te hebben gesteld zich mondeling te verdedigen, van zijn lidmaatschap vervallen verklaren.
  • 4.
    Van de beslissing van de raad, bedoeld in het tweede en derde lid, wordt terstond aan de belanghebbende mededeling gedaan.
  • 5.
    De werking van een besluit, inhoudende de vervallenverklaring, wordt opgeschort totdat de beroepstermijn is verstreken of, indien beroep is ingesteld, op het beroep is beslist. Ingeval de vervallenverklaring ambtshalve heeft plaatsgevonden, is het lid van de raad gedurende deze periode in zijn betrekking geschorst.
  • 6.
    Indien een lid van de raad op grond van dit artikel onherroepelijk van zijn lidmaatschap vervallen is verklaard, doet de burgemeester daarvan mededeling aan de voorzitter van het centraal stembureau.

Wetboek van Strafrecht: artikel 272 lid 1

Hij die enig geheim waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat hij uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift dan wel van vroeger ambt of beroep verplicht is het te bewaren, opzettelijk schendt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de vierde categorie.

1. REGELS BETREFFENDE HET VOORKOMEN VAN (DE SCHIJN VAN) BELANGENVERSTRENGELING

Artikel 1

Een raadslid mag zijn invloed en stem niet gebruiken om een persoonlijk belang veilig te stellen of het belang van een ander of van andere organisatie bij wie hij een persoonlijke betrokkenheid heeft.

Artikel 1.1

Een raadslid moet actief en uit zichzelf belangenverstrengeling, en zelfs de schijn daarvan, tegengaan.

Toelichting:

De wetgever heeft raadsleden op vier manieren bescherming geboden tegen de verleiding van belangenverstrengeling en tegen de schijn ervan.

De wetgever geeft ten eerste aan dat de gemeenteraad als bestuursorgaan zijn taak zonder vooringenomenheid moet vervullen. De wetgever geeft de gemeenteraad de verantwoordelijkheid om ervoor te waken dat persoonlijke belangen van raadsleden de besluitvorming niet beïnvloeden. Met persoonlijk belang wordt gedoeld op ieder belang dat niet behoort tot de belangen die de gemeenteraad uit hoofde van zijn taak behoort te vervullen. Deze waakzaamheid geldt ook als het gaat om de schijn van belangenverstrengeling. Let wel: het gaat hier om persoonlijke belangen; het gaat niet alléén om – zoals vaak door politici gedacht – persoonlijk gewin, persoonlijk voordeel of persoonlijke financiële inkomsten.

Raadsleden moeten dus beoordelen of er sprake is van een persoonlijk belang waardoor belangenverstrengeling ontstaat die de besluitvorming onterecht kan beïnvloeden. De wetgever doet een beroep op de verantwoordelijkheid van de gemeenteraad als geheel om ervoor te waken dat persoonlijke belangen van zijn leden de besluitvorming niet beïnvloeden. Deze verplichting geldt gedurende het gehele proces van besluitvorming en niet alleen tijdens de stemming.

Politieke ambtsdragers struikelen soms in gevallen waarin er ‘slechts’ sprake is van de schijn van belangenverstrengeling. Het is dan ook in het belang van politieke ambtsdragers zelf dat dit voorschrift zo expliciet in de gedragscode is opgenomen.

De wetgever verbiedt raadsleden vervolgens expliciet te stemmen als er sprake is van een aangelegenheid waarbij een raadslid een persoonlijk belang heeft. De wetgever probeert daarmee uit te sluiten dat een raadslid meestemt als sprake is van belangenverstrengeling.

In een aantal gevallen vindt de wetgever dat die bescherming door het verbod te stemmen niet ver genoeg gaat. In die gevallen verbiedt de wetgever raadsleden expliciet bepaalde welomschreven functies te bekleden, rollen te vervullen en (rechts)handelingen uit te voeren. In de artikelen 1.4 en 1.5 van deze gedragscode wordt naar die verboden verwezen. In de paragraaf over het wettelijk kader van deze gedragscode staat een opsomming van de regelgeving die samenhangt met de integriteit van raadsleden, waaronder de verboden combinaties van functies en verboden overeenkomsten en handelingen.

De wetgever eist van raadsleden dat zij alle functies openbaar maken die zij vervullen naast het raadslidmaatschap. Op die manier wordt het voor andere raadsleden, fractievoorzitters, collegeleden, partijbestuurders, de griffier en de gemeentesecretaris mogelijk een raadslid te waarschuwen voor de kwesties waarin belangenverstrengeling dreigt. Deze informatie is dan openbaar en dus ook toegankelijk voor burgers en pers.

Daarom is in deze gedragscode ook verordonneerd dat zij tevens al hun substantiële financiële belangen bekendmaken bij ondernemingen die zaken doen met de gemeente. Bij twijfel is het aan te bevelen om advies in te winnen bij de griffier en/of burgemeester.

Naar analogie van de Wet financiering politieke partijen dragen partijen zorg voor een openbaar giftenreglement.

Agressie of geweld van burgers tegen politieke ambtsdragers kunnen ook de besluitvorming beïnvloeden. Een politieke ambtsdrager mag zich door agressie of geweld niet laten intimideren of beïnvloeden. In voorkomende gevallen wordt aangeraden om contact op te nemen met de griffier en/of burgemeester.

Artikel 1.2

Een raadslid onthoudt zich alleen van deelname aan de stemming als er sprake is van een beslissing waarbij belangenverstrengeling dreigt; het gaat dan om kwesties waar hij zelf een persoonlijk belang bij heeft of om kwesties waarbij het gaat om een belang van een individu of organisatie waarbij hij een substantiële betrokkenheid heeft.

Artikel 1.3

Een raadslid onthoudt zich bij beslissingen waarbij belangenverstrengeling dreigt, niet alleen van stemming (zie artikel 1.2 van de gedragscode) maar ook van de beïnvloeding van de besluitvorming in de andere fases van het besluitvormingsproces. Hij maakt dit vroegtijdig bekend bij de voorzitter van de vergadering.

Artikel 1.4

Een raadslid mag bepaalde in de Gemeentewet opgesomde functies niet uitoefenen (zie paragraaf ‘Wettelijk kader’, onder ‘Verboden functies’).

Artikel 1.5

Een raadslid mag bepaalde in de Gemeentewet genoemde overeenkomsten en handelingen niet aangaan, c.q. niet verrichten (zie paragraaf ‘Wettelijk kader’, onder ‘Verboden werkzaamheden’).

Toelichting:

In artikel 15 van de Gemeentewet is een aantal voor raadsleden verboden handelingen opgenomen (zie paragraaf ‘Wettelijk kader, onder ‘Verboden werkzaamheden’). Het zijn veelal handelingen die de integriteit van het gemeentebestuur in het geding kunnen brengen.

Deze gemeentewettelijke bepaling beoogt de integriteit van het gemeentebestuur, maar ook die van het raadslid te waarborgen. De verboden handelingen betreffen het verrichten van diensten ten behoeve van de gemeente of ten behoeve van derden en het aangaan van bepaalde overeenkomsten.

Centraal staat het feit dat voorkomen moet worden dat een raadslid een persoonlijk belang heeft dat conflicteert met de rol van volksvertegenwoordiger (die het algemeen belang dient te behartigen). Deze bepaling beoogt zuiverheid te scheppen in de onderlinge verhouding. Van een aantal van deze verboden handelingen is ontheffing van Gedeputeerde Staten mogelijk.

Artikel 1.6

Een raadslid maakt openbaar welke betaalde en onbetaalde functies hij vervult naast het raadslidmaatschap. De inventarisatie daarvan wordt uitgevoerd door de griffier.

Het raadslid geeft mutaties van de eerder verstrekte gegevens per omgaande door aan de griffier.

Artikel 1.7

De griffier draagt zorg voor een geactualiseerde openbare lijst met functies van raadsleden (via de website van de gemeente). Op deze lijst wordt tevens vermeld of de werkzaamheden al dan niet bezoldigd zijn.

Tevens zorgt de griffier voor verspreiding van deze lijst onder raadsleden: bij het begin van de bestuursperiode en bij het begin van elk kalenderjaar. Tussentijdse mutaties worden enkel via de site door de griffier bijgehouden en bekendgemaakt (met vermelding van datum ingang mutatie).

Artikel 1.8

Een raadslid doet er opgaaf van dat hij substantiële financiële belangen heeft – bv. aandelen, opties en/of derivaten – in ondernemingen waarmee de gemeente zaken doet of waarin de gemeente een belang heeft. Deze financiële belangen zijn openbaar en worden ter inzage gelegd. Ook een tussentijds ontstaan substantieel financieel belang dient opgegeven te worden. Het raadslid geeft deze opgave door aan de griffier; eventuele mutaties van de eerder verstrekte gegevens dienen ook per omgaande doorgegeven te worden aan de griffier.

Artikel 1.9

De griffier draagt zorg voor een geactualiseerde openbare lijst met gemelde financiële belangen van raadsleden. Deze informatie en actualisering verlopen conform hetgeen in artikel 1.7. staat vermeld.

VRAGEN EN ANTWOORDEN BETREFFENDE CONCRETE CASUSSEN

Oefening 1:

Een raadslid is voorzitter van een voetbalvereniging. Mag het raadslid zijn raadslidmaatschap combineren met dit voorzitterschap?

Antwoord:

Artikel 13 van de Gemeentewet verbiedt de combinatie van deze functies niet. Artikel 1.4 van de gedragscode wordt dus niet overtreden door het combineren van deze functies. De functie moet wel worden gemeld (zie artikel 1.6 van de gedragscode) en de griffier moet zorgdragen voor bekendmaking van deze nevenactiviteit (artikel 1.7 van de gedragscode).

Let op: Een raadslid moet al zijn functies melden.

Variant 1:

De Sportnota wordt behandeld in de raad. Mag dit raadslid meestemmen?

Antwoord:

Ja. In de Sportnota worden beslissingen voorgelegd die alle sporten betreffen. Er treedt dus à priori geen verstrengeling van belangen op als dit raadslid mee doet aan de besluitvorming in de raad. Kennis bij raadsleden over sport is van groot belang om kwalitatief goede besluiten over sport te nemen voor de gemeente. Het is dus van belang dat hij meedoet in de besluitvorming.

Let op: De redenatie ‘bij twijfel niet meestemmen’ gaat niet altijd op. Het ligt in de kern van de taak van een raadslid om te stemmen. Hij mag dus slechts in een beperkt aantal – in de wet genoemde gevallen – niet meestemmen. Meestemmen mag niet als het belang van een raadslid (‘of een individu of organisatie waarbij hij een persoonlijke betrokkenheid bij heeft’) wordt verstrengeld met het algemeen belang. In alle andere gevallen is het devies gewoon te stemmen.

Er kan een schijn van belangenverstrengeling ontstaan in een situatie waardoor een raadslid overweegt niet mee te stemmen. Natuurlijk dient het raadslid de schijn van belangenverstrengeling te voorkomen. Maar vaak zijn er in specifieke situaties nog andere mogelijkheden om actief de schijn van belangenverstrengeling te voorkomen anders dan door niet meestemmen.

Variant 2:

De raad moet besluiten over uitbreiding van voetbalvelden. Ook de club waar het raadslid voorzitter van is wordt genoemd. Mag hij meestemmen?

Antwoord:

Nee, artikel 1.2 van de gedragscode verbiedt het raadslid mee te stemmen. De club is een van de (duidelijke) belanghebbenden in dit besluit dus een verstrengeling van belangen is aan de orde: het belang van de club dat hij geacht wordt te dienen als voorzitter enerzijds en het belang van de stad voor de uitbreiding van voetbalvelden.

Variant 3:

Mag dit raadslid een ander lid van de fractie het woord laten voeren op dit dossier?

Antwoord:

Dat mag. Maar het gaat bij de mogelijkheid om de besluitvorming te beïnvloeden verder dan alleen het overdragen van het woordvoerderschap op dit dossier. Het raadslid/de voorzitter van de voetbalclub mag op grond van artikel 1.3 van de gedragscode ook intern het standpunt van de fractie niet beïnvloeden over de uitbreiding van de voetbalvelden.

Omdat de burger niet kan controleren of hij dat ook daadwerkelijk niet heeft gedaan, is het zaak dat alle fractieleden er op toezien dat ook in de interne oordeels- en besluitvorming de activiteiten van dit raadslid gescheiden blijven.

Variant 4:

Als het raadslid/de voorzitter tegen de uitbreiding van velden van zijn eigen club zou stemmen, dan is toch voor de burger te zien dat hij zijn raadswerk en zijn voetbalwerk scheidt? Dan kan hij toch meestemmen?

Antwoord:

Nee, ook dan mag hij op grond van artikel 1.2 van de Gedragscode niet meestemmen. Wellicht komt het de voetbalclub om redenen die niet bekend zijn, veel beter uit als de uitbreiding bij een andere club geschiedt. Dan zou het weliswaar lijken alsof hij in het belang van de gemeente (en niet van de club) zou stemmen, maar hij doet dat feitelijk niet. Stemgedrag is dus niet relevant in deze situatie.

Variant 5:

De raad moet besluiten over uitbreiding van voetbalvelden. Voetbalclub X wordt genoemd als kandidaat. Het kind van een raadslid (niet zijnde de voorzitter van de voetbalclub) zit op voetclub X. Mag het raadslid meestemmen?

Antwoord:

Ja, het raadslid mag gewoon meestemmen. De relatie tussen het raadslid en de voetbalclub is niet van dien aard dat er sprake of dreiging is van een onwenselijke verstrengeling van persoonlijk belang met het algemeen belang. Zie ook de opmerking onder variant 1 van bovenstaand voorbeeld.

Oefening 2:

Een raadslid is tevens zzp-er. Hij verzorgt als trainer onder meer trainingen ‘De klant is koning’. De afdeling Burgerzaken van de gemeente Meerssen vraagt hem deze training te verzorgen voor medewerkers Burgerzaken. Mag hij de opdracht aannemen?

Antwoord:

Nee, hij mag deze opdracht niet aannemen. De Gemeentewet verbiedt raadsleden in artikel 15 bepaalde overeenkomsten aan te gaan en bepaalde handelingen te verrichten. In bovenstaande situatie is artikel 15 lid 1 onder d) van de Gemeentewet van toepassing. Dat betekent dat het aannemen van de klus een overtreding van de gemeentewet en daarmee van artikel 1.5 van de gedragscode zou zijn.

Variant 1:

En als hij nu niet zelf voor de groep staat, maar iemand inhuurt die dat namens zijn éénmansbedrijf doet?

Antwoord:

Ook dan mag hij de klus niet aannemen, op grond van artikel 15, lid 1 onder d, onderdeel 1e van de Gemeentewet. Het feit dat zijn bedrijf de overeenkomst rechtstreeks aangaat, maakt dat dit artikel van toepassing is. Het aannemen van de klus is een overtreding van de Gemeentewet en daarmee van artikel 1.4 van de gedragscode.

Variant 2:

En als hij de opdracht nu vrijwillig doet, dus zonder daarvoor een betaling te krijgen?

Antwoord:

Ook dan geldt dat hij de opdracht niet mag aannemen. Het gaat in dit artikel om het aangaan van een overeenkomst. Of daar wel of niet voor betaald wordt doet niet ter zake.

Dat het raadslid niet wordt betaald is voor derden (waaronder ‘de burger op straat’) niet zichtbaar en kan om die reden toch de schijn van belangenverstrengeling opleveren. Het aannemen van de opdracht is een overtreding van de Gemeentewet en daarmee van artikel 1.5 van de gedragscode.

Variant 3:

Een trainingsbureau heeft de opdracht van de gemeente gekregen om de training ‘De klant is koning’ te verzorgen voor de medewerkers van Burgerzaken. Dit bureau vraagt het raadslid/tevens zzp-er de training te verzorgen. Mag dit raadslid de klus aannemen?

Antwoord:

Nee. De overeenkomst met de gemeente wordt weliswaar niet rechtstreeks aangegaan, maar via het trainingsbureau. ‘Middellijk’ verricht het raadslid dus wel (betaald) werk voor de gemeente. Het aannemen van de klus is een overtreding van de Gemeentewet van artikel 1.5 van de gedragscode.

Oefening 3:

Een raadslid is naast zijn raadslidmaatschap leerlingbegeleider en weet om die reden veel over jeugdzorg. Mag hij woordvoerder in de raad zijn op dit onderwerp?

Antwoord:

Ja, dat mag. Het is van belang dat raadsleden kennis hebben over wat zich afspeelt in het maatschappelijk middenveld. Mede daarom wordt een combinatie van functies slechts zelden uitgesloten bij wet. Het raadslid mag alleen niet het standpunt van de fractie (en de raad) dusdanig beïnvloeden dat het onterecht positief uitpakt voor zijn eigen werkgever.

Let op: In de praktijk komen veel verschillende situaties voor waarin een raadslid in zijn andere functie betrokken kan zijn bij het verrichten van werk in opdracht voor de gemeente. Het is verstandig iedere situatie goed te analyseren en bij twijfel hierover advies in te winnen bij bijvoorbeeld de griffier.

2. REGELS BETREFFENDE HET VOORKOMEN VAN (DE SCHIJN VAN) CORRUPTIE

Artikel 2

Een raadslid mag zijn invloed en zijn stem niet laten kopen of beïnvloeden door geld, goederen of diensten die hem zijn gegeven of hem in het vooruitzicht zijn gesteld.

Toelichting:

Het bovenstaande artikel geeft een definitie van corruptie door raadsleden. Gaat het bij belangenverstrengeling nog om het onterecht laten meewegen van een persoonlijk belang bij de besluitvorming, bij corruptie gaat het om omkoping van een politieke ambtsdrager.

Belangenverstrengeling is niet in het wetboek van strafrecht opgenomen, corruptie is dat wel. In de onderliggende artikelen zijn regels opgenomen om de politieke ambtsdrager te helpen om de (schijn van) corruptie te voorkomen.

Artikel 2.1

Een raadslid moet actief en uit zichzelf de schijn van corruptie tegengaan.

Aannemen van geschenken

Toelichting:

Geschenken zijn een sluiproute naar corruptie. Ze kunnen gebruikt worden om de besluitvorming te beïnvloeden. Ze kunnen doen corrumperen of de aanloop daartoe vormen. Ze kunnen daarnaast ook de schijn opwekken. De hieronder staande regels zijn geformuleerd als een ‘Nee, tenzij’-regel: een raadslid neemt dus geen geschenken aan, tenzij er goede redenen zijn om hiervan af te wijken. De afwijkingen dienen vervolgens bekend gemaakt te worden bij de griffier, die vervolgens bepaalt welke vervolg-stappen nodig zijn.

Artikel 2.2

Een raadslid neemt geen geschenken aan die hem uit hoofde van of vanwege zijn functie worden aangeboden, tenzij:

  • a)
    het weigeren, teruggeven of terugsturen de gever ernstig zou kwetsen of bijzonder in verlegenheid zou brengen;
  • b)
    het weigeren, teruggeven of terugsturen om praktische redenen onwerkbaar is;
  • c)
    het gaat om een incidentele, kleine attentie (zoals een bloemetje of fles wijn) waarbij de schijn van corruptie niet aan de orde is of kan zijn.

Artikel 2.3

Als geschenken om een van de in artikel 2.2 van de gedragscode genoemde redenen niet zijn geweigerd, teruggegeven of teruggestuurd, of om andere redenen toch in het bezit zijn van het raadslid, wordt dit gemeld en afgegeven aan de griffier, tenzij het gaat om het genoemde onder artikel 2.2 onder c van de gedragscode. De geschenken worden dan eigendom van de gemeente.

De griffier zorgt voor de registratie van giften en hun gemeentelijke bestemming.

Aannemen van faciliteiten en diensten

Toelichting:

Accepteren van faciliteiten of diensten van anderen kan een afhankelijkheid creëren of een dankbaarheid, die de zuiverheid van het besluitvormingsproces kan aantasten. Ook met het aannemen van faciliteiten en diensten kan een raadslid gecorrumpeerd raken. Het kan daarnaast ook de schijn van corruptie opwekken.

Faciliteiten kunnen zijn: ruimte, goederen, materialen, geldelijke middelen. Diensten zijn bv. gunsten, opdrachten.

Artikel 2.4

Een raadslid accepteert geen faciliteiten en diensten indien dientengevolge de schijn van corruptie aan de orde is of kan zijn.

Artikel 2.5

Een raadslid gebruikt faciliteiten of diensten van anderen die uit hoofde of vanwege de raads-functie worden aangeboden, niet voor privé-doeleinden .

Aannemen van lunches, diners, recepties en andere uitnodigingen

Toelichting:

De verplichting actief het ontstaan van de schijn tegen te gaan, betekent dat lunchen, dineren of naar recepties gaan op kosten van anderen waar mogelijk moet worden vermeden, tenzij de redenen van artikel 2.6 van de gedragscode van toepassing zijn.

Artikel 2.6

Een raadslid accepteert lunches, diners, recepties en andere uitnodigingen die door anderen betaald of georganiseerd worden, alleen als:

  • a)
    dat behoort tot de uitoefening van het raadswerk;
  • b)
    de aanwezigheid beschouwd kan worden als functioneel (protocollaire taken, formele vertegenwoordiging van de gemeente, uitnodiging met bes chreven doel omtrent de gewenst heid van de aanwezigheid);
  • c)
    tegelijkertijd de schijn van corruptie niet aan de orde is of kan zijn;
  • d)
    er geen besluitvorming door de raad in het verschiet ligt aangaande de uitnodigende partij.

Toelichting:

Ten aanzien van lid d) van dit artikel: Het is niet eenduidig en exact te bepalen welke termijn wordt bedoeld met ‘in het verschiet’. Zonder meer geldt dat voor gevallen waarvan het traject dat leidt tot besluitvorming aangaande de uitnodigende partij reeds is ingezet of op de planning staat.

Accepteren van reizen, verblijven en werkbezoeken

Toelichting:

Wat voor lunches en diners geldt, geldt in nog sterkere mate voor reizen op kosten van derden. Dat wordt in de regel met grote argwaan bekeken. Het is beter alle schijn in deze gevallen te vermijden.

Artikel 2.7

Een raadslid accepteert werkbezoeken waarbij reis- en verblijfkosten door anderen betaald worden alleen bij hoge uitzondering. De invitatie mag alleen geaccepteerd worden als het bezoek aantoonbaar van groot belang is voor de gemeente en de schijn van corruptie niet aan de orde is of kan zijn. Van een dergelijk werkbezoek wordt altijd een verslag gedaan aan de raad.

VRAGEN EN ANTWOORDEN BETREFFENDE CONCRETE CASUSSEN

Oefening 4:

Raadsleden krijgen van een theater in Scheveningen een Unlimited Gold Card, geldig voor de huidige bestuursperiode, aangeboden. Mag deze kaart geaccepteerd worden?

Antwoord:

Nee, het aannemen van de kaart, is een overtreding van artikel 2.2 van de gedragscode. Een dergelijke kaart is een gericht geschenk voor de politieke ambtsdragers van Meerssen.

Variant 1:

Alleen de raadsleden die Kunst en Cultuur in hun portefeuille hebben, krijgen de kaart aangeboden. Het is voor het raadswerk goed om te weten hoe het reilt en zeilt bij het theater. Mag deze kaart geaccepteerd worden?

Antwoord:

Nee, het aannemen van de kaart, is ook nu een overtreding van artikel 2.2 van de gedragscode. Het is ‘om te weten hoe het reilt en zeilt’ bij het theater voor deze raadsleden niet noodzakelijk een kaart te hebben en het accepteren van een dergelijke gift roept mogelijk wel de schijn van corruptie op.

De raad kan zich in dit geval op een andere manier op de hoogte stellen omtrent specifiek het theater of de theaterbranche, zoals het afleggen van een werkbezoek met een duidelijk werkprogramma. De kaarten dienen dus terug te worden gestuurd conform artikel 2.3 van de gedragscode.

Variant 2:

Een ambtenaar van de afdeling Communicatie heeft van het theater 20 vrijkaartjes gekregen om een internationaal filmfestival bij te wonen dat door hen wordt georganiseerd. De gemeente Meerssen heeft het festival gesubsidieerd. De mail die aan alle politieke ambtsdragers wordt gestuurd, eindigt met ‘Wie wil? 1 kaartje per persoon’. Mag een raadslid dit kaartje accepteren?

Antwoord:

Nee, dat zou in overtreding zijn met artikel 2.2 van de gedragscode. Het kaartje is een geschenk.

Vervolgvraag:

Is dit dan geen uitnodiging voor relaties?

Antwoord:

Nee, dit is geen formele uitnodiging. De redenatie om deze wel te accepteren zou kunnen zijn dat de gemeente financieel heeft bijgedragen aan dit festival en dat dit kaartje dus gezien kan worden als een uitnodiging van het theater aan zijn relaties. Maar kijkend naar artikel 2.6 van de gedragscode moet geconcludeerd worden dat een mail van een ambtenaar van de afdeling Communicatie met de afsluiting ‘Wie wil? 1 kaartje per persoon’ niet gezien kan worden als een gerichte uitnodiging van het theater aan zijn relaties, noch van een uitnodiging van het college van B&W aan de politieke ambtsdragers. Daarbij is onvoldoende duidelijk of het ingaan op deze ‘uitnodiging’ functioneel is: heeft het raadslid een formele rol te vervullen op het festival, opent hij het festival, overhandigt hij een boek, oorkonde of lintje?

Vervolgvraag:

Had de ambtenaar deze kaartjes mogen aannemen?

Antwoord:

Nee. Het organiseren van de gemeentelijke betrokkenheid bij dit filmfestival behoort tot de normale werkzaamheden van de ambtenaren. De extra beloning in de vorm van vrijkaartjes had dus geweigerd moeten worden.

Let op: Het is van belang om te bekijken of het accepteren van giften in professionele zin daadwerkelijk noodzakelijk is en of er geen andere manieren zijn om dit doel te bereiken, zonder dat daarbij de schijn van corruptie wordt opgeroepen.

Oefening 5:

Een raadslid heeft een lezing gegeven op een bewonersbijeenkomst. Na afloop krijgt hij een bos bloemen. Mag hij die aannemen?

Antwoord:

Ja, de bos bloemen kan gezien worden als een geschenk dat uit hartelijkheid wordt gegeven en waarvan het niet accepteren de gever op dat moment ernstig in verlegenheid zou brengen. Het is bovendien niet het type geschenk dat de schijn van corruptie opwekt.

Let op: De situatie zoals bij oefening 5 komt regelmatig voor. Politieke ambtsdragers staan veel op podia en krijgen vaak als dank bloemen, fotoboeken, boekenbonnen, flessen wijn, pennen, T-shirts en petjes met opdrukken, pressepapiers, koffiemokken en andere type geschenken uit de categorie ‘bagatel-giften’. In veel van dergelijke situaties is het weigeren (hoewel het devies) praktisch onmogelijk zonder de gever in verlegenheid te brengen.

Oefening 6:

De gemeenteraad krijgt van een bedrijf met veel korting een systeem voor videoconferencing aangeboden. Met dit systeem kunnen raadsleden vanaf een andere locatie toch deelnemen aan een beraadslaging. Zo laat het bedrijf zien goede besluitvorming zeer van belang te vinden en te willen ondersteunen. Mag deze faciliteit worden aangenomen?

Antwoord:

Nee, het aannemen van het systeem, is een overtreding van artikel 2.4 van de gedragscode. Artikel 2.4 aanhef en onder a) van de gedragscode is niet van toepassing; er is budget om de raad te faciliteren. Mocht het noodzakelijk zijn een dergelijk systeem aan te schaffen, dan kan dat vanuit gemeentelijke middelen betaald worden.

Oefening 7:

De raad krijgt van de directie van een lokale toeristische attractie een uitnodiging om de presentatie bij te wonen van haar nieuwe plannen. Daarbij zal ook een diner plaatsvinden met Meerssense ondernemers. Mag de raad de uitnodiging accepteren?

Antwoord:

Ja, de raadsleden mogen in principe ingaan op dit verzoek. Het is noodzakelijk voor het raadswerk dat de raadsleden geïnformeerd worden. Niet alleen door gesubsidieerde organisaties, ook door commerciële partijen of andere belanghebbenden. Dergelijke uitnodigingen bieden raadsleden de mogelijkheid geïnformeerd te worden. Vaak gaat een dergelijk bezoek gepaard met een luxere aankleding van het werkbezoek, zoals een georganiseerde lunch of diner en door de organisatie geregeld vervoer. Doorgaans levert het accepteren hiervan geen overtreding van de gedragscode op. Aan de mate van luxe die nog geaccepteerd kan worden, zitten uiteraard grenzen. Alvorens op het verzoek in te gaan, is het verstandig dat een raadslid zich hiervan rekenschap geeft.

3. REGELS BETREFFENDE HET GEBRUIK VAN GEMEENTELIJKE FACILITEITEN EN FINANCIËLE MIDDELEN

Artikel 3

Een raadslid houdt zich aan het beleid dat is vastgesteld voor het gebruik van gemeentelijke faciliteiten en financiële middelen.

Toelichting:

Raadsleden krijgen voor hun raadswerk de beschikking over een aantal faciliteiten en over financiële middelen van de gemeente. Raadsleden beschikken veelal over voorzieningen zoals fractiekamer, laptop, tablet en dergelijke die primair voor hun raadswerk ter beschikking zijn gesteld. Het gebruik hiervan voor privé-doeleinden is binnen vastgestelde kaders mogelijk.

Artikel 3.1

Een raadslid houdt zich aan het beleid dat is vastgesteld voor het gebruik van interne voorzieningen van algemene aard, zoals fractiekamer, computerapparatuur met toebehoren, laptop, tablet en dergelijke. Van een raadslid wordt o.a. verwacht dat hij zorgvuldig en bescheiden omgaat met de gemeentelijke faciliteiten en deze in ordelijke staat achterlaat c.q. terugbezorgt.

Artikel 3.2

Een raadslid houdt zich aan de regelgeving en het beleid dat is vastgesteld met betrekking tot onkostenvergoedingen en declaraties.

VRAGEN EN ANTWOORDEN BETREFFENDE CONCRETE CASUSSEN

Oefening 8:

Een raadslid gaat met de trein naar een partijbijeenkomst van zijn politieke partij. Mag hij het treinkaartje vergoed krijgen uit het fractiebudget?

Antwoord:

Nee, het declareren bij de fractie is in overtreding met artikel 3.2 van de gedragscode. Hoewel het van belang is voor het raadswerk dat een raadslid op de hoogte is van de standpunten van zijn partij, wordt het bijwonen van partijbijeenkomsten niet gezien als raadswerk voor de gemeente. Het fractiebudget is bedoeld voor het tegemoetkomen in de kosten die nauw verbonden zijn met het raadswerk voor de gemeente Meerssen.

4. REGELS BETREFFENDE HET OMGAAN MET INFORMATIE

Artikel 4

De raad ziet er op toe dat het College van Burgemeester en Wethouders de raad in het kader van zijn takenuitoefening juist, volledig en tijdig informeert.

Toelichting:

Het is uitermate moeilijk, zo niet onmogelijk om exact aan te geven wanneer informatie juist, volledig en tijdig is. De raad zal dit in voorkomende gevallen, wanneer de juistheid, volledigheid of tijdigheid aan de orde komt c.q. ter discussie wordt gesteld, dienen te beoordelen.

Het handelen van de overheid, wetten, verordeningen en beleid hebben grote invloed op het leven van burgers. Daaruit volgt dat de burger er recht op heeft over het overheidshandelen goed geïnformeerd te worden. De burger heeft er ook recht op de onderliggende redeneringen en afwegingen te kennen en te weten wie welke positie heeft ingenomen. Dat bij elkaar opgeteld schept de verplichting voor ambtelijke organisatie, college en raad om de burger tijdig en zo volledig mogelijk op de hoogte te brengen van wat er wordt besproken, besloten en uitgevoerd.

Dat neemt niet weg dat het ook voorkomt dat informatie rond overheidshandelen niet bekend en verspreid mag worden. Het gaat dan altijd om gevallen waarin het openbaar maken zou leiden tot het schenden van rechten van burgers, tot het onterecht toebrengen van schade aan burgers, of het ontstaan van schade aan collectieve belangen.

Ook het college dient zeer prudent om te gaan met het geheim verklaren van stukken. De raad moet hier op toezien.

Een ander punt rond informatie is het informatierecht van de raad. Het college dient de raad alle inlichtingen te verstrekken die hij nodig heeft voor de uitoefening van zijn taak. Daarnaast geeft het college de raad mondeling of schriftelijk alle door een of meer leden gevraagde inlichtingen, tenzij het verstrekken ervan in strijd is met het openbaar belang. Als grens aan het verstrekken van inlichtingen aan de raad is dus genoemd: het moet gaan om informatie die noodzakelijk is voor het uitoefenen van zijn taak. Er kan discussie ontstaan over de vraag wanneer het punt bereikt is dat ‘de noodzakelijke informatie’ verstrekt is. Daar moeten politieke ambtsdragers samen uitkomen. Ook rond het vragen van informatie speelt het risico op belangenverstrengeling of corruptie.

Artikel 4.1

Een raadslid betracht maximale openheid als het gaat om zijn eigen standpunt en beslissingen en om de beweegredenen daarvoor.

Artikel 4.2

Met betrekking tot informatie wordt onderscheid gemaakt tussen geheime en openbare informatie. Onder openbare informatie wordt verstaan de door het raadslid verkregen informatie welke zonder enige beperking met derden kan worden gedeeld.

Artikel 4.3

De verplichting tot geheimhouding moet worden bevestigd door het volksvertegenwoordigende bestuursorgaan en kan alleen door het desbetreffende orgaan worden opgeheven. Van de verplichting tot geheimhouding wordt naast mondelinge mededeling ook uitdrukkelijk op de stukken melding gemaakt.

Artikel 4.4

Geheime informatie wordt niet verspreid buiten het orgaan dat tot geheimhouding heeft besloten.

Het schenden van een geheimhoudingsplicht is in artikel 272 van het Wetboek van Strafrecht strafbaar gesteld.

Artikel 4.5

Een raadslid dat de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het geheime karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, is verplicht tot geheimhouding van die gegevens, behalve als de wet hem tot mededeling verplicht.

Artikel 4.6

Een raadslid maakt niet ten eigen bate of ten bate van een ander gebruik van in de uitoefening van het ambt verkregen geheime informatie totdat de geheimhouding is opgeheven.

Artikel 4.7

Een raadslid maakt ontvangen brieven en e-mails niet openbaar zonder instemming van de afzender.

Toelichting:

Het gaat hierbij om brieven en e-mails waarvan het voor de ontvanger duidelijk is of verondersteld mag worden dat deze persoonlijk gericht zijn. Bij twijfel over de bedoeling van de afzender informeert hij hier eerst naar.

VRAGEN EN ANTWOORDEN BETREFFENDE CONCRETE CASUSSEN

Oefening 9:

De raad heeft het voornemen om de bestemming van een gebied te wijzigen zodat het mogelijk wordt om in dat gebied huizen te bouwen. Verschillende commerciële partijen en andere belanghebbenden hebben hier een stevige lobby voor gevoerd en zijn verheugd dat de raad het serieus in overweging neemt. Het college heeft besloten het dossier geheim te verklaren en de raad heeft dit bekrachtigd. Er wordt in de pers echter regelmatig over het dossier geschreven. Vaak zit men er maar weinig naast, wat er op duidt dat er wellicht door een of meerdere raadsleden gepraat wordt met journalisten. Een raadslid is van mening dat het geheim behandelen van deze kwestie niet langer opportuun is. ‘Alles ligt toch al op straat’. Mag hij ingaan op het verzoek van een journalist om met hem over het dossier te spreken?

Antwoord:

Nee, het spreken met anderen over deze kwestie is een overtreding van artikel 272 van het Wetboek van Strafrecht (lekken van geheime informatie) en van artikel 4.2 van de gedragscode. Alleen het bestuursorgaan dat de geheimhouding heeft opgelegd (in dit geval het college) of het orgaan dat de geheimhouding heeft bekrachtigd (de raad) kan het geheime karakter van de stukken opheffen. Zolang dat niet is gebeurd, ook al is de meeste informatie in de krant verschenen, is het spreken over de kwestie een schending van de geheimhoudingsplicht, hetgeen zelfs strafbaar kan zijn.

Oefening 10:

Een raadslid stuurt het volgende twitterbericht: ‘@toneelgroepdeblauwemaandag; Ik zit hier in een besloten vergadering over de toekenning subsidies. Het is spannend. #bezuinigen-altijd-moeilijk’. Mag het raadslid dit doen?

Antwoord:

Niet doen. In een besloten vergadering worden zaken vertrouwelijk besproken. Een twitterbericht als dit is dus een overtreding van artikel 4.2 van de gedragscode.

Oefening 11:

Het is nog niet bekend gemaakt wanneer de inschrijving voor de nieuwe huizen in een net ontwikkeld gebied van start zal gaan. Een raadslid schat in dat met een beetje goede wil van politiek en ambtenarij dit waarschijnlijk midden in de zomer zal plaatsvinden. Zijn zus wil graag wonen in dat gebied. Mag hij zijn zus waarschuwen niet in die periode op zomervakantie te gaan, zodat zij als eerste kan inschrijven?

Antwoord:

Nee, het waarschuwen van zijn zus is in overtreding met artikel 4.3 van de gedragscode. Deze inschatting kan alleen gemaakt worden door een persoon die veel voorkennis heeft. Dit raadslid heeft beschikking over informatie die andere burgers niet hebben wat hem een informatievoorsprong geeft. Dit aanwenden ten bate van zijn zus is dus in overtreding met artikel 4.3 van de gedragscode en mogelijk een verstrengeling van belangen.

Oefening 12:

Een raadslid stelt in de raadsadviesvergadering keer op keer vragen over het opheffen van parkeerplaatsen in de gemeente. Hij vraagt meermaals onderliggende stukken, iedere keer van andere aard. De stukken zijn verstuurd en de andere raadsleden menen dat zij voldoende geïnformeerd zijn. Maar daar neemt het raadslid geen genoegen mee. ‘Je maakt je er van af!’, zegt hij geërgerd tegen de wethouder, waarna hij opnieuw aanvullende verzoeken doet voor het verkrijgen van achterliggende informatie omtrent de opheffing van de parkeerplaatsen. Is dit raadslid in overtreding met artikel 4 van de gedragscode?

Antwoord:

Het uitgangspunt is dat raadsleden informatie mogen vragen en dat het college deze dient te verstrekken. Daar zit een grens aan. De wet stelt als grens dat het gaat om inlichtingen die de raad voor zijn taak nodig heeft. Daarbij komt dat de ambtelijke organisatie bepaalde capaciteit heeft en dat van raadsleden niet wordt verwacht dat zij het werk van ambtenaren en college opnieuw doen. Wanneer het college aan zijn informatieplicht meent te hebben voldaan, maar het raadslid is niet tevreden, dan kan hij het verschil van mening voorleggen/aan de orde stellen in de raadsvergadering (bv. via interpellatie of een motie).

5. REGELS BETREFFENDE DE ONDERLINGE OMGANG EN DE GANG VAN ZAKEN TIJDENS VERGADERINGEN

Artikel 5

Raadsleden gaan zowel tijdens raadsbijeenkomsten alsook daarbuiten respectvol met elkaar, met collegeleden en met ambtenaren om.

Toelichting:

Elk raadslid, elk collegelid en elke ambtenaar is een medemens en medeburger. Op basis daarvan verdient ieder raadslid, ieder collegelid en iedere ambtenaar respect. Een respectvolle omgang met elkaar maakt het daarnaast beter mogelijk met elkaar tot een werkelijke beraadslaging te komen. Dat is wezenlijk voor een zorgvuldige besluitvorming. Bovendien is de manier waarop het college en de raad met elkaar omgaan zowel tijdens raadsbijeenkomsten alsook daarbuiten van invloed op de geloofwaardigheid van de politiek.

Het is uiterst moeilijk om exact aan te geven wat ‘respectvol’ is, zeker in een politiek debat dat ook stevig, zelfs heftig kan zijn. Daarnaast kunnen op ook vriendelijke toon uiterst vileine en vervelende opmerkingen gemaakt worden.

In elk geval wordt onder ‘respectvol’ verstaan:

  • elkaar op normale toon te woord staan (geen geschreeuw);
  • elkaar laten uitpraten;
  • als een ander het woord voert dit niet verstoren;
  • geen scheld- of schuttingwoorden gebruiken;
  • geen discriminerende opmerkingen maken;
  • geen obscene of beledigende gebaren maken;
  • geen agressie naar elkaar toe tonen.

Daarnaast zijn er nog andere aspecten van respectvol gedrag die echter minder zichtbaar (kunnen) zijn, zoals bv.:

  • aandacht tonen voor degene die aan het woord is;
  • ruimte bieden voor de zienswijze van anderen;
  • reageren wanneer men daartoe aangesproken of uitgenodigd wordt.

Ten aanzien van het aspect ‘aandacht tonen voor degene die aan het woord is’ kan vermeld worden dat het niet de bedoeling is dat raadsleden tijdens vergaderingen twitteren, sms-en, appen, e.d.

Gebruik van internet tijdens raadsvergaderingen kan nodig en nuttig zijn, bv. om informatie op te zoeken, stukken digitaal te raadplegen, enz. Het is buitengewoon moeilijk, zo niet onmogelijk om dit te controleren en goed te beoordelen. Het vermelde aspect van aandacht tonen ten aanzien van degene die het woord voert moet een voldoende appel zijn aan alle deelnemers aan de vergadering om daar op een consciëntieuze en integere manier mee om te gaan.

Artikel 5.1

Raadsleden bejegenen elkaar, het College van B&W, de griffier en andere ambtenaren op correcte wijze in woord, gebaar en geschrift.

Artikel 5.2

Raadsleden houden zich tijdens de raadsvergadering c.q. raadsadviesvergadering aan het reglement van orde resp. de interne regeling voor de RAV’s en volgen de aanwijzingen van de voorzitter op.

Toelichting:

Verder nog in dit kader aparte aandacht voor de rol van de voorzitter van de vergadering.

Respectvol handelen betekent ook dat de rol van de voorzitter ten aanzien van het leiden van de vergadering, o.a. het verdelen van spreekbeurten geaccepteerd wordt en dat de aanwijzingen van de voorzitter opgevolgd worden.

Artikel 5.3

Raadsleden onthouden zich in woord, gebaar en geschrift, inclusief digitale berichten of via social media, van persoonlijke aanvallen op individuele raadsleden, het College van B&W en/of ambtenaren tijdens of rondom raadsvergaderingen, c.q. raadsadviesvergaderingen en in het openbaar.

Artikel 5.4

De politieke dialoog en het politieke debat wordt met name gevoerd in de raadsvergadering. Teneinde op gewenste wijze aandacht en respect te tonen voor de collega’s onthouden of beperken raadsleden zich tijdens vergaderingen van/in uitlatingen over lopende - / gevoerde debatten via social media.

Toelichting:

Een respectvolle omgang tijdens politieke debatten is uitgangspunt en dit bevordert om met elkaar tot een inhoudelijke en zorgvuldige beraadslaging te komen. Dat is tevens wezenlijk voor een zorgvuldige besluitvorming. Raadsleden onthouden zich tijdens vergaderingen van gebruik van de sociale media.

VRAGEN EN ANTWOORDEN BETREFFENDE CONCRETE CASUSSEN

Oefening 13:

Op de Nieuwjaarsborrel zijn twee raadsleden in gesprek. Het gesprek wordt allengs een discussie. De discussie loopt naarmate de avond vordert, de wijn vloeit, en het loopt uit de hand. Op een goed moment horen de andere aanwezigen het ene raadslid tegen het andere schreeuwen: ‘Die vergadering loopt totaal niet en dat is jouw schuld! Je bent de slechtste voorzitter die Meerssen ooit heft gekend, dat vindt iedereen. Ik zal er alles aan doen om ervoor te zorgen dat je niet herkozen wordt!’ Is dit aanvaardbaar gedrag?

Antwoord:

Nee, dit gedrag is niet aanvaardbaar en een overtreding van artikel 5.1 van de gedragscode. Een collega raadslid diskwalificeren op deze manier in het openbaar, is niet correct. Het feit dat ook anderen horen wat het raadslid zegt, is hierbij mede van belang.

Oefening 14:

Op een bewonersavond legt een directeur uit wat de plannen zijn ten aanzien van het herinrichten van een winkelstraat. De veranderingen zijn fors, de straat zal een half jaar open liggen, en de winkeliers zijn boos. ‘Wat u zegt klopt helemaal niet. U zegt ons dat het een half jaar zal duren, maar wij hebben van ambtenaren gehoord dat dit wel een zéér optimistische inschatting is en dat de straat wel eens veel langer open kan blijven liggen. Dat kost ons onze klanten. We pikken het niet!’. In de zaal zitten ook twee raadsleden. Tijdens de eerstvolgende raadsvergadering neemt een van hen het woord en zegt verontwaardigd dat de directeur gewoon zat te liegen tegen bewoners. Dat we dit soort ambtenaren toch zeker niet willen in de gemeente en of de portefeuillehouder P&O met spoed een beoordelingsgesprekje met deze man wil voeren. Is dit aanvaardbaar gedrag?

Antwoord:

Nee, dit is geen aanvaardbaar gedrag. Het is niet de bedoeling dat in het openbaar ambtenaren persoonlijk worden aangevallen. Dit gedrag is dus in overtreding met artikel 5.3 van de gedragscode. In besloten vorm moet een raadslid dat sterke twijfels heeft ten aanzien van individuele ambtenaren dit natuurlijk kunnen bespreken. Daartoe kan hij zich het beste wenden tot de griffier of de verantwoordelijk portefeuillehouder. In de raad kan hij overigens wel melden dat hij zorgen heeft geuit bij de portefeuillehouder over het functioneren van sommige betrokken ambtenaren.

6. REGELS BETREFFENDE DE NALEVING VAN DE GEDRAGSCODE

Artikel 6

De raad stelt gedragscodes vast voor de leden van de raad, de wethouders en de burgemeester.

Toelichting:

Naast het vaststellen van een gedragscode met daarin heldere gedragsregels is het van groot belang dat er op wordt toegezien dat de gedragscode ook daadwerkelijk wordt nageleefd. In de gedragscode zijn immers de regels opgenomen voor politieke ambtsdragers, waaronder raadsleden, die zijn gebaseerd op de wet. Ze leggen de voorwaarden vast waaraan het handelen van politieke ambtdragers minimaal moet voldoen.

Als politieke ambtsdragers zich niet aan deze regels houden, komen zij daarmee als het ware onder het morele minimum dat zij met elkaar hebben afgesproken.

Ieder raadslid dient te waken over de naleving van de gedragscode door de fracties en individuele raadsleden. De raad controleert zichzelf in dezen.

Het toezien op de naleving van de gedragscode integriteit is echter naast een primaire verantwoordelijkheid van de raad ook een gedeelde verantwoordelijkheid van alle betrokkenen: de voorzitter van college en raad, het presidium, de griffier en de partijbesturen.

Artikel 6.1

De raad ziet erop toe dat de gedragscodes door raadsleden, wethouders en burgemeester wordt nageleefd.

Artikel 6.2

De raad ziet er in het bijzonder op toe dat de raad, de fracties en de individuele raadsleden de eigen gedragscode van de raad naleven. De griffier ondersteunt de raad hierbij.

Toelichting:

Er zijn verschillende fasen te onderscheiden die spelen bij het toezien op de naleving van de gedragscode:

  • het bespreken van integriteitskwesties;
  • het signaleren van vermoedens van schendingen van de gedragscode;
  • het eventueel onderzoeken van vermoedens van schendingen van de gedragscode;
  • het eventueel sanctioneren van schendingen van de gedragscode.

In iedere fase is het van belang om onpartijdig, terughoudend met publiciteit en zorgvuldig te zijn. Alleen dan kan een rechtvaardige handhaving van de gedragscode worden gegarandeerd.

Artikel 6.3

Minimaal 2 keer per bestuursperiode evalueert de raad de gedragscode voor de raadsleden op actualiteit, functioneren en of deze naar behoren wordt nageleefd, nl.

  • a)
    in de 4e maand nadat een nieuwe raad is geïnstalleerd;
  • b)
    in de 25e maand nadat een nieuwe raad is geïnstalleerd (dus na 2 jaar).

Toelichting:

De griffier draagt er zorg voor dat deze evaluaties in de jaarplanning van de raad worden opgenomen. Mogelijk dat de evaluatie en bijstelling vaker nodig is dan hierboven aangegeven; dan zal wellicht een concrete gebeurtenis aanleiding daartoe geven. Evaluaties kunnen leiden tot een bijstelling van de gedragscode; deze dient dan opnieuw ter besluitvorming aan de gemeenteraad te worden voorgelegd.

Overtreden van regels betreffende omgang met elkaar, c.q. met informatie

Artikel 6.4.

Als een raadslid van oordeel is dat een ander raadslid de regels betreffende de omgang met elkaar tijdens vergaderingen of betreffende het omgaan met informatie overtreden heeft, spreekt hij het betreffende raadslid daarop aan.

Toelichting

Het aanspreken dient bij voorkeur ‘onder vier ogen’ te gebeuren, dus buiten de vergadering en niet in het openbaar. In bepaalde situaties kan het echter niet anders dan dat dit tijdens de vergadering gebeurt, echter dient dit aanspreken dan via de voorzitter van de vergadering te verlopen.

Ditzelfde geldt voor een (vermeende) overtreding van de regels betreffende het omgaan met informatie. Ook dan dient het betreffende raadslid in eerste instantie persoonlijk daar op aangesproken te worden.

Het sanctioneren van schendingen van de gedragscode

Artikel 6.5

Als is komen vast te staan dat er sprake is van overtreding van een regel van de gedragscode dan kan dit leiden tot een sanctie.

Toelichting:

Als is komen vast te staan dat een politieke ambtsdrager een regel van de gedragscode heeft overtreden, dan kan dit tot een sanctie leiden. Deze sanctie dient proportioneel te zijn.

Bij het bepalen van de sanctie spelen de aard van de schending en de context waarbinnen de schending heeft plaatsgevonden, een belangrijke rol. Niet alle schendingen zijn even zwaar en moeten of kunnen op dezelfde manier worden gesanctioneerd.

Schendingen die de zuiverheid van de besluitvorming raken, zoals belangenverstrengeling, corruptie en sommige kwesties rondom het gebruik van informatie, raken aan de kerntaak van politieke ambtsdragers en zijn om die reden het ernstigst. Hier zijn de gevolgen voor burgers en het vertrouwen van burgers in het openbaar bestuur het meest in het geding. Bij dergelijke schendingen passen in de regel dan ook de zwaarste sancties.

Een te lichte sanctie die volgt op een ernstige schending kweekt onbegrip en tast de geloofwaardigheid aan; hetzelfde geldt voor een te zware sanctie op een lichte schending.

Van belang is vervolgens om zowel verzwarende als verzachtende omstandigheden in kaart te brengen. Was er sprake van opzet? Van naïviteit? Is het raadslid onder druk gezet van zijn partijgenoten of anderen? Hoe ernstiger de schending en hoe duidelijker de regel is die is overtreden, hoe minder snel er een verzachtende omstandigheid zal kunnen worden aangenomen.

Er zijn verschillende sancties die aan de orde kunnen zijn voor gekozen dan wel benoemde politieke ambtsdragers:

  • afkeuring door raadsleden middels een zgn. ‘motie van treurnis’
  • motie van wantrouwen (t.a.v. een collegelid)
  • raadslidmaatschap houdt op te bestaan of wordt vervallen verklaard
  • uit de fractie verwijderen door de eigen partij
  • royement van het lidmaatschap van de eigen partij.

Naast deze sancties bestaat er ook de mogelijkheid tot de indiening van een formele klacht volgens de klachtenregeling van de gemeente.

De wet biedt de mogelijkheid tot het toepassen van verschillende formele sancties, waaronder schorsing en ontslag van het collegelid. Bepaalde overtredingen van de gedragscode kunnen daarnaast ook een strafbaar feit opleveren waarvan aangifte kan of moet worden gedaan en die kunnen leiden tot strafrechtelijke vervolging.

Los van deze sancties zijn er ook nog andere consequenties bij een schending van de gedragscode, zoals de negatieve publiciteit in de media. De situatie waarbij een raadslid door andere raadsleden in een openbare raadsvergadering op een schending van de gedragscode wordt aangesproken en ter verantwoording wordt geroepen kan ook buitengewoon vervelend of schadelijk zijn en voelen als een sanctie.

VRAGEN EN ANTWOORDEN BETREFFENDE CONCRETE CASUSSEN

Oefening 15:

Een raadslid houdt een blog bij op internet. Hij is bekend in de gemeente en zijn blog wordt veel gelezen. Het raadslid geeft zijn ongezouten mening over allerlei onderwerpen. Ook over onderwerpen die in de raad besproken worden en over college-raadsleden uit andere fracties. Op zijn laatste blog suggereert hij dat een college-raadslid mogelijk via de raad geld regelt voor een stichting waar hij zelf bij betrokken is. Is dit in overeenstemming met artikel 6.4 van de gedragscode?

Antwoord:

Nee, dit is niet de manier waarop je een vermoeden van een schending van de gedragscode meldt en daarmee niet in overeenstemming met artikel 6.4 van de gedragscode. Ten eerste is deze manier van communiceren in tegenspraak met artikel 5.1 en 5.3 van de gedragscode.

Daarnaast geldt dat een raadslid dat vermoedt dat een ander raadslid zich mogelijk schuldig maakt of zal maken aan overtreding van de gedragscode, hierover advies vraagt aan bijvoorbeeld de griffier. Als ook de griffier meent dat er mogelijk sprake is van een schending dan kan de burgemeester worden ingelicht.

In het algemeen: partijbelang speelt geen rol bij het toezien op de naleving van de gedragscode. Gebeurt dat toch, dan is de kans bijzonder groot dat er onrecht geschiedt. Politieke ambtsdragers van alle partijen moeten dus de discipline opbrengen om bij vermoedens van integriteitskwesties boven de partijen te gaan staan.

Verder moeten alle betrokkenen bij een vermoeden van een schending van de gedragscode de grootst mogelijke terughoudendheid betrachten en de kwestie niet in een te vroeg stadium in de publiciteit brengen. Dit om te voorkomen dat er door media-aandacht al een veroordeling plaatsvindt van een politieke ambtsdrager nog voordat er onderzoek naar het vermoeden van de schending heeft plaatsgevonden; een mogelijk onschuldige politieke ambtsdrager heeft dan ten onrechte schade opgelopen en daarnaast kan de geloofwaardigheid van de politiek hiermee onterecht worden aangetast. Tot slot geldt dat als het rechtvaardig is om te sanctioneren, de maatregel passend moet zijn en in verhouding met de schending.

7. UITWERKING procedurele REGELS betreffende NALEVING GEDRAGSCODE en INTEGRITEITSREGELS

HOE TE HANDELEN BIJ (VERMEENDE) SCHENDINGEN VAN DE GEDRAGSCODE en INTEGRITEITSREGELS?

Naast de formele artikelen in de voorgaande paragraaf is het zinvol nog eens apart ‘in te zoomen’ op de uit te voeren handelwijze als er sprake is van (vermeende) schendingen van de integriteit.

1. DRIE UITGANGSPUNTEN

Bij het opstellen van de handelwijze ten aanzien van vermoedens van schendingen van de gedragscode is uitgegaan van een drietal principes:

  • a)
    onpartijdige handhaving;
  • b)
    terughoudendheid in de publiciteit;
  • c)
    zorgvuldigheid ten aanzien van de vermeende schender.

ad. a) Onpartijdige handhaving:

Gedragscodes (en de wetten waarop ze gebaseerd zijn) definiëren integriteitschendingen en leggen zo de spelregels vast waaraan het handelen van politici in juridisch en moreel opzicht aan moet voldoen. De kern is dat de zuiverheid van het bestuurlijk handelen inclusief de besluitvorming door deze spelregels wordt gewaarborgd.

Partijpolitieke belangen mogen geen rol spelen in de naleving en handhaving van deze gedragscode. Ook het verschil tussen oppositie en coalitie mag hierbij geen rol spelen. Gebeurt dat toch, dan is de kans bijzonder groot dat er in de handhaving onrecht geschiedt. Van politici van alle partijen wordt verwacht dat zij de discipline opbrengen om bij de beoordeling van integriteitskwesties boven de partijen en de partijbelangen te gaan staan. Immers: het dienen van het algemeen belang dient bij het uitoefenen van het publieke ambt van raadsleden voorop te staan.

ad. b) Terughoudend met publiciteit:

De media volgen in Nederland de politiek kritisch. Dat is een groot goed. Bij vermeende integriteits-schendingen van politici heeft dat er echter in een aantal gevallen toe geleid dat er in de media al een (voor)veroordeling heeft plaatsgevonden, voordat er onderzoek is gedaan. Het gevolg is dat er sprake is van willekeur, dat individuele politici die (onschuldig?) onder verdenking komen te staan persoonlijk beschadigd raken, hun partij in diskrediet raakt en de geloofwaardigheid van de politiek en het openbare bestuur wordt aangetast. Het is daarom zaak dat alle betrokkenen bij een integriteitskwestie de grootst mogelijke terughoudendheid betrachten en de kwestie niet in een te vroeg stadium in de publiciteit brengen.

Daaruit volgt ook dat in alle stadia van de afhandeling van een kwestie de groep die er bij betrokken wordt zo klein mogelijk moet zijn.

Als er uiteindelijk werkelijk van integriteitsschending sprake blijkt te zijn en er een oordeel over de ernst daarvan en over een passende sanctie is gevormd, mag en moet de kwestie natuurlijk wel naar buiten worden gebracht.

ad. c ) Zorgvuldigheid tegenover vermeende schender:

Iedereen die ervan verdacht wordt mogelijk een integriteitsschending te hebben begaan heeft er recht op dat er uiterste zorgvuldigheid en discretie worden betracht in alle fasen van de handhaving . Dat begint al voordat de handeling die mogelijk een schending is, is uitgevoerd. Heeft een raadslid er weet van dat een ander raadslid van plan is iets te doen dat mogelijk een integriteitschending zou betekenen, dan wordt dit raadslid geacht hem of haar daar persoonlijk, c.q. vertrouwelijk voor te waarschuwen en de weg te wijzen naar advies. Ieder raadslid dat twijfelt – uit zichzelf of op geleide van een ander – of een voorgenomen handeling een schending is heeft recht op vertrouwelijk advies.

Komt iemand onder verdenking te staan dat hij een integriteitsschending begaan heeft, dan dient er middels een vooronderzoek vastgesteld te worden of er überhaupt grond is voor de verdenking . Zijn er gronden, dan moet er een objectief onderzoek volgen waar ook de context in meegenomen wordt en waarin de mate van verwijtbaarheid apart wordt beoordeeld.

Als er een sanctie moet volgen, moet die sanctie passend en in verhouding zijn.

Een raadslid kan twijfelen over de integriteit van:

  • een eigen voorgenomen of al uitgevoerde handeling;
  • over die van een ander raadslid;
  • over die van een collegelid;
  • over die van de griffie:
  • over die van een ambtenaar.

De procedure is in alle vijf gevallen verschillend; de drie principes gelden echter onverkort voor alle vier.

2. ROLLEN

Diverse politieke ambtsdragers cq. organen hebben een rol inzake (vermoedens van) schendingen van de gedragscode integriteit:

Fractievoorzitter:

  • staat het raadslid die de melding doet, c.q. het raadslid over wie de melding gaat met raad en steun ter zijde.

Griffier:

  • geeft voorlopig opvatting aan raadslid c.q. de burgemeester over de vraag of een handeling een schending is en adviseert over hoe hier verder mee om te gaan;
  • ondersteunt burgemeester bij de uitvoering van zijn/haarrol.

Burgemeester:

  • geeft opvatting aan raadslid over de vraag of een handeling een schending is en adviseert over hoe hier verder mee om te gaan;
  • doet vooronderzoek (laat vooronderzoek doen) of verdenking grond heeft;
  • geeft opdracht voor eventueel integriteitsonderzoek;
  • beoordeelt onderzoek;
  • legt resultaten onderzoek aan raad voor;
  • doet voorstel aan raad voor passende sanctie;
  • doet eventueel aangifte bij justitie.

De burgemeester wordt daarbij ondersteund door griffier, jurist, externe deskundigen, e.d.

Presidium:

  • vormt in het besloten gedeelte een klankbord voor de burgemeester waarmee deze tussentijds kan overleggen over trajecten rond vermeende schendingen, als de burgemeester dat raadzaam lijkt;

Raad:

  • beoordeelt uitkomsten onderzoek;
  • spreekt zich uit over een passende sanctie;
  • legt eventueel sanctie op.

3. PROCEDURES

Er zijn diverse verschillende situaties mogelijk als het gaat om (het vermoeden van) schending van de gedragscode integriteit. Per situatie geldt een andere procedure.

  • 3.1.
    Een raadslid twijfelt over een eigen nog uit te voeren handeling of nalaten
    Als een raadslid twijfelt of een handeling die hij wil verrichten of nalaten een overtreding van de gedragscode en/of integriteitsregels zou kunnen zijn, kan hij/zij desgewenst hierover advies inwinnen bij de griffier.
    Het raadslid vraagt de griffier om een (voorlopig) advies. Is deze voorgenomen handeling een schending? Als de griffier aangeeft dat het om een ingewikkelde kwestie gaat of als het raadslid het niet eens is met het (voorlopig) advies van de griffier, stappen ze samen naar de burgemeester. De burgemeester formuleert, eventueel na raadpleging interne en externe deskundigen, eigenstandig een definitief advies. Van het raadslid wordt verwacht dit advies op te volgen.
    Als het raadslid toch van het definitief advies van de burgemeester afwijkt, meldt het raadslid zelf bij de raad dat er door hem van een advies van de burgemeester wordt afgeweken. Gebeurt dat niet, dan meldt de burgemeester dat er van diens advies door het raadslid wordt afgeweken.
    N.B.: Het kan voorkomen dat uit het advies blijkt dat er geen eenduidige uitspraak mogelijk is over de vraag of een voorgenomen handeling een integriteitsschending is of niet. Meestal betekent dat, dat ook deskundigen de zaak verschillend beoordelen. In een dergelijke situatie is het aan het raadslid zelf om een keuze te maken.
  • 3.2
    Een raadslid twijfelt over een eigen al uitgevoerde handeling
    Dezelfde procedure als onder 3.1.
    Mocht de conclusie zijn dat er van een schending geen sprake is, is de zaak afgedaan.
    Mocht de gedeelde conclusie zijn dat de handeling een schending is, dan overleggen burgemeester en raadslid over de volgende stappen. Het raadslid zal in ieder geval de raad moeten laten weten een schending te hebben begaan en waar mogelijk moet hij die ongedaan of goed maken. De burgemeester beoordeelt of er daarnaast ook sanctie nodig is en adviseert daarover aan de raad. Het feit dat het raadslid de kwestie zelf aanhangig heeft gemaakt wordt daarbij natuurlijk meegewogen.
    De raad besluit uiteindelijk over een eventuele sanctie op basis van het advies van de burgemeester.
  • 3.3
    Een raadslid twijfelt over een nog niet uitgevoerde handeling van ander raadslid of collegelid
    Het raadslid waarschuwt de ander en verwoordt zijn twijfels en verwijst de ander naar griffier en burgemeester en naar de gedragscodes integriteit. Zie verder onder 3.1.
  • 3.4
    Een raadslid twijfelt over een vermeende uitgevoerde handeling van een ander raadslid
    Als een raadslid vermoedt dat een regel van de gedragscode wordt overtreden, c.q. dat er sprake is van schending van de gedragscode door een ander raadslid, een wethouder of de burgemeester, dan rust op hem de verplichting om hiervan melding te maken. Hij kan desgewenst eerst (voorlopig) advies inwinnen bij de griffier.
    Toelichting:
    Een raadslid meldt een vermoeden van schending van de gedragscode door een raadslid of door een wethouder bij de burgemeester. In deze gevallen is het buitengewoon raadzaam eerst (voorlopig) advies in te winnen bij de griffier alvorens melding wordt gedaan.
    (Hierover wordt ook een en ander vermeld in de aparte gedragscodes integriteit voor de burgemeester en die voor de wethouders).
    Het raadslid vraagt aan de griffier advies of die handelingeen schending is. De griffier geeft daarover een voorlopig advies. Wijst dat advies erop dat de vermeende handeling een schending is, dan gaan beiden samen naar burgemeester.
    Belangrijk: het raadslid doet zelf géén vooronderzoek. Dat is aan de burgemeester of aan door de burgemeester aangewezen externe of interne deskundige(n).
    • Blijkt uit het vooronderzoek dat er volgens de burgemeester geen grond is voor de verdenking, dan is de zaakafgedaan.
    • Blijkt uit het vooronderzoek dat het raadslid, dat verdacht wordt, zelf erkent een schending te hebben begaan: zie 3.2) vanaf ‘Mocht de gedeelde conclusie .... enz.’
    • Komt uit het vooronderzoek dat er gronden zijn voor de verdenking dat er een integriteits- schending heeft plaatsgevonden, maar er is geen sprake van erkenning door de verdachte, dan gelast de burgemeester een onderzoek door interne of externe deskundigen. De burgemeester beoordeelt de uitslag van dit onderzoek, legt de resultaten aan de raad voor en geeft een advies aan de raad ten aanzien van de te nemen sanctie(s), eventueel op basis van advies door interne of externe deskundigen.
    • De raad oordeelt zelf op basis van resultaten en advies over het onderzoek en de sanctie. De raad vermijdt daarbij iedere partij politieke bevangenheid.
  • 3.5
    Een raadslid twijfelt over een vermeende uitgevoerde handeling van een wethouder
    Zie 3.4.
    Toevoeging: de raad beoordeelt geheel zelfstandig de politieke consequenties die de eventuele schending zou moeten hebben. Daarover adviseert de burgemeester niet.
  • 3.6
    Een raadslid twijfelt over een vermeende uitgevoerde handeling van de burgemeester
    Zie 3.4.
    Een raadslid meldt een vermoeden van schending van de gedragscode door de burgemeester aan de Commissaris van de Koning. In plaats van naar de burgemeester te gaan nemen het raadslid en griffier contact op met de Commissaris van de Koning, die desverlangd vooronderzoek doet of laat doen.
  • 3.7
    Een raadslid twijfelt over vermeende uitgevoerde handeling van de griffier
    In plaats van naar de griffier en vervolgens burgemeester te gaan, gaat het raadslid naar de burgemeester die zich al dan niet laat bijstaan door externe adviseur. De burgemeester doet vooronderzoek c.q. onderzoek of laat dit doen en rapporteert over de bevindingen aan de raad, die onderzoeksresultaten beoordeelt en indien nodig de sanctie bepaalt.
  • 3.8
    Een raadslid twijfelt over vermeende uitgevoerde handeling van een ambtenaar, niet zijnde de griffier
    Zie 3.4.
    De burgemeester laat vooronderzoek en onderzoek uitvoeren in opdracht door de gemeentesecretaris zonodig middels externe adviseur, die rapporteert aan het College van B&W. In geval de melding de gemeentesecretaris betreft wordt het (voor)onderzoek door de burgemeester zelf gedaan of wijst deze daartoe een externe persoon/instantie aan. Het College beoordeelt de onderzoeksresultaten en bepaalt de sanctie. Een dergelijke kwestie komt niet in de raad. De melder wordt wel vertrouwelijk geïnformeerd.

4. COMMUNICATIE

Bij integriteitskwesties is het risico op reputatieschade erg groot. Het is dan ook van groot belang om in voorkomende gevallen heldere afspraken te maken over de wijze van communicatie en deze na te leven.

  • Als een raadslid een definitief advies krijgt van de burgemeester krijgt het betreffende raadslid dat op schrift mee na een persoonlijk gesprek. Adviezen die worden opgevolgd blijven vertrouwelijk. In principe weten alleen griffier, burgemeester en het raadslid ervan.
  • Als er een vooronderzoek naar een vermeende schending wordt ingesteld, wordt het verdachte raadslid altijd op de hoogte gesteld en gevraagd naar zijn visie, argumenten en motieven. Daar wordt alleen van afgeweken als het om een ernstige schending gaat en het eventuele vervolgonderzoek in gevaar komt als het verdachte raadslid op de hoogte gesteld wordt. In een dergelijk geval vindt er later informatieverstrekking aan en wederhoor met het betreffende raadslid plaats.
  • Als er een vooronderzoek wordt ingesteld en de conclusie is dat de verdenking ongegrond is, blijft het vooronderzoek geheim. In dat geval weten alleen het raadslid dat meldde, het raadslid dat verdacht werd, de griffier en de burgemeester ervan. Als er een vervolgonderzoek wordt ingesteld, dan wordt dat altijd besproken met het Presidium in het besloten deel.
  • Als het vervolgonderzoek tot de conclusie leidt dat er geen schending is begaan. wordt dat met het Presidium in het besloten gedeelte besproken. Het vervolgonderzoek blijft dan geheim, alleen de melder, verdachte, burgemeester, griffier en de fractievoorzitters weten er dan van.
  • Als het vervolgonderzoek tot de conclusie leidt dat er van een schending sprake is legt de burgemeester de resultaten van het onderzoek samen met een beargumenteerd sanctieadvies voor aan de raad. Dan pas wordt de pers door de burgemeester op de hoogte gesteld.
    Géén van de andere betrokkenen – melder, verdachte, fractievoorzitters, raadsleden, partijen – spreekt met de pers voordat de burgemeester de pers op de hoogte heeft gesteld. Het is zelfs raadzaam en ten zeerste aan te bevelen dat geen van de betrokkenen met de pers spreekt tot na het raadsdebat, omdat dat de kans op onpartijdigheid zeer vergroot.

5. LEREN

De griffier stelt – eventueel met behulp van interne of externe deskundigen – eens per twee jaar een geanonimiseerd overzicht op van de lessen die uit adviezen die gegeven zijn en de resultaten van vooronderzoek en vervolgonderzoek getrokken kunnen worden, te weten:

  • in de 13e maand na de installatie van de raad (dus na 1 jaar);
  • in de 37e maand na de installatie van de raad (dus na 3 jaar).

Het overzicht wordt zodanig opgesteld dat er geen link met specifieke raadsleden mogelijk is.

De gegevens van dit overzicht vormen ook input voor de periodieke evaluatie van de gedragscode.